Franse uitdrukkingen met passer

Het Franse werkwoord passer betekent letterlijk "slagen" en wordt ook in veel idiomatische uitdrukkingen gebruikt. Leer hoe je kunt zeggen wat er in je hoofd opkomt, iets afschrijven, de emmer schoppen en meer met deze lijst met uitdrukkingen met passer.

Mogelijke betekenissen van passer

  • slagen
  • om over / onder / door te gaan
  • (vloeistof) om te zeven
  • (film, muziek) om te tonen, op te zetten
  • (tijd) om te besteden

Uitdrukkingen met passer

passer + kleding
aan / uit glijden
passer + infinitief
iets gaan doen
passer à la douane
om door de douane te gaan
voorbijganger à la radio / télé
om op de radio / tv te zijn
voorbijganger à l'heure d'été
begin de zomertijd om de klokken vooruit te zetten
passer à l'heure d'hiver
om de klokken terug te draaien, de zomertijd te beëindigen
passer à pas lents
langzaam passeren
passer de bons momenten
een goede tijd hebben
passer de bouche en bouche
waarover geruchten gaan
passer des faux billets
vervalst geld doorgeven
passer devant Monsieur le maire
trouwen
passer du coq à l'âne
om het onderwerp te veranderen, maak een non-sequitur
voorbijganger en courant
voorbijrennen
passer en revue
 - te vermelden
 - (figuurlijk) om in gedachten over te gaan, door te gaan
 - (militair) te (in) review, te inspecteren
passer (en) + rangtelwoord
om ___ versnelling in te schakelen
voorbijganger
om te oud voor te zijn
passer l'arme à gauche (Bekende)
om tegen de emmer te trappen
passer la journée / soirée
om de dag / avond door te brengen
passer la main dans le dos à quelqu'un
iemand opvoeden
passer la tête à la porte
om je hoofd rond de deur te steken
voorbijganger cap
om voorbij het ergste te komen, sla de hoek om, ga over de hindernis
passer le cap des 40 ans
40 worden
passer le poteau
om de finishlijn te overschrijden
voorbijganger les bornes
te ver gaan
passer les limites
te ver gaan
passer les menottes à quelqu'un
om iemand te boeien
voorbijganger par
doorlopen (een ervaring of tussenpersoon)
passer par de dures épreuves
om moeilijke tijden door te maken
passer door toutes les couleurs de l'arc-en-ciel
blozen naar de haarwortels, bleek worden (uit angst)
passer par l'université
om door te studeren
voorbijganger giet
om voor te nemen, voor genomen te worden
passer quelque koos à quelqu'un
iets aan iemand doorgeven / overhandigen
passer quelque koos voor aux / par winst en pertes
iets afschrijven (als verlies)
passer quelque koos en fraude
iets smokkelen
voorbijganger quelque koos voor sous stilte
iets in stilte voorbijgaan
passer quelqu'un à tabac
iemand in elkaar slaan
voorbijganger quelqu'un par les armes
om iemand neer te schieten door het vuurpeloton te schieten
passer sa colère sur quelqu'un
om iemand kwaad te maken
passer sa mauvaise humeur sur quelqu'un
om iemand slecht humeur op iemand uit te schakelen
passer sa vie à faire
om je leven door te brengen
passer zoon envie de
om zijn verlangen naar te bevredigen
voorbijganger zoon permis (de conduire)
om een ​​rijexamen te doen
passer son tour
om de beurt te missen
passer sur (detail, fout)
voorbijgaan, over het hoofd zien
passer un caprice à quelqu'un
iemand humoreren
passer un bon moment
een goede tijd hebben
passer un coup de fil à quelqu'un (Informeel)
om iemand te bellen
voorbijganger examen
een test afleggen / afleggen
passer un livre à quelqu'un
iemand een boek lenen
passer un marché
een deal maken
passer une visite médicale
fysiek krijgen / krijgen
dire tout ce qui passe par la tête
om te zeggen wat er in je hoofd opkomt
faire passer quelque koos voor aux / par winsten et pertes
iets afschrijven (als verlies)
faire passer quelqu'un pour
om iemand te laten zijn
laisser voorbijganger
binnen te laten / door / verleden
pour faire passer
wegspoelen, helpen (eten) wegspoelen
giet passer le temps
om de tijd te doden
en passant
terloops, onderweg
soit dit en passant
trouwens trouwens

Un ange passe.
Er is een ongemakkelijke stilte.
Ça fait du bien par où ça passe ! (Informeel)
Dat is precies wat de dokter heeft besteld!
Ça fait passer le temps
Het verstrijkt de tijd
Ce n'est qu'un mauvais moment à passer
Het is gewoon een ruwe patch, slechte spreuk
Comme le temps passe vite !
De tijd vliegt!
et j'en passe !
en dat is niet alles!
Une idée m'est passé par la tête
Ik had een idee
Je ne fais que passer
Ik kan niet blijven, ik passeer gewoon
Je vous passe + naam (aan de telefoon)
Ik verbind je door met ___, hier is ___
Nous sommes tous passés par là
Dat hebben we allemaal meegemaakt
Op lui passe tout
Hij komt weg met alles, hij krijgt wat hij wil
Par où es-tu passé ?
Welke kant ben je gekomen??
Passez-moi l'expression (Als u wilt) de uitdrukking gratie
Passez-moi du feu
Geef me een vuurtje
Passons
Laten we verder gaan, laten we daar niet meer over praten
Qu'est-ce qu'il lui a passé (comme savon) ! (Informeel)
Hij legde echt in hem, gaf hem een ​​moeilijke tijd!
Tu (le) fais passer
Je geeft het door
se voorbijganger
 - plaats nemen
 - (tijd) om voorbij te gaan
 - te geven, aan elkaar doorgeven
se passer de
zonder doen
se passer de commentaires
om voor zichzelf te spreken
se passer la main dans le dos
elkaar op de rug kloppen
se faire passer pour
zich voordoen als
Ça ne se passera pas comme ça ! Daar zal ik niet voor staan!
Je me passe de tes conseils !
Ik kan zonder uw advies!
Je ne sais pas ce qui se passe en lui
Ik weet niet wat hem overkomt, kom over hem heen
Qu'est-ce qui s'est passé ?
Wat is er gebeurd?
Tout s'est bien passé
Alles verliep soepel, zonder problemen
Passer vervoegingen