Vervoeging van 'Empezar' en 'Comenzar' in het Spaans

Het is slechts toeval, maar de twee meest voorkomende Spaanse werkwoorden die 'beginnen' betekenen, zijn op dezelfde manier onregelmatig.

De werkwoorden zijn empezar en comenzar. Beide zijn stam veranderende werkwoorden, wat in dit geval betekent dat de e in de stengel verandert in d.w.z wanneer gestrest. Ook, in een verandering met betrekking tot uitspraak, de z uiteindelijk verandert in c wanneer het wordt gevolgd door een e of ik.

Deze combinatie van vervoegingsonregelmatigheden is ongebruikelijk. De enige andere veel voorkomende werkwoorden die hetzelfde patroon gebruiken, zijn tropezar (tegenkomen of tegenkomen) en recomenzar (om opnieuw te beginnen).

empezar en comenzar zijn bijna altijd uitwisselbaar, hoewel de eerste vaker wordt gebruikt. Een derde synoniem, Iniciar, komt ook veel voor en wordt regelmatig vervoegd.

Comenzar is een kennis van het Engelse werkwoord "commence." empezar heeft geen Engelse kennis, hoewel het gerelateerd is aan de Engelse woorden "in" en "piece".

Onregelmatige vormen worden hieronder vetgedrukt weergegeven. Vertalingen worden gegeven als leidraad en in het echte leven kan variëren met de context.

Infinitief van empezar

empezar (beginnen)

Gerund van empezar

empezando (begin)

Deelwoord van empezar

empezado (Begonnen)

Aanwezig indicatief voor empezar

yo empiezo, tú empiezas, usted / él / ella Empieza, nosotros / as empezamos, vosotros / as empezáis, ustedes / ellos / ellas empiezan (Ik begin, jij begint, hij begint, etc.)

Preterite van empezar

yo empecé, tú empezaste, usted / él / ella empezó, nosotros / as empezamos, vosotros / as empezasteis, ustedes / ellos / ellas empezaron (ik begon, je begon, ze begon, enz.)

Onvolmaakt Indicatief voor empezar

yo empezaba, tú empezabas, usted / él / ella empezaba, nosotros / as empezábamos, vosotros / as empezabais, ustedes / ellos / ellas empezaban (ik begon, je begon, hij begon, etc.)

Toekomstig indicatief voor empezar

yo empezaré, tú empezarás, usted / él / ella empezará, nosotros / as empezaremos, vosotros / as empezaréis, ustedes / ellos / ellas empezarán (ik zal beginnen, je begint, hij zal beginnen, etc.)