Duits voor beginners Hoor en leer woorden voor familieleden

In deze les introduceren we woordenschat en grammatica gerelateerd aan praten over je gezin en jezelf. Je leert woorden en zinnen waarmee je in het Duits over je eigen familie kunt praten en kunt begrijpen wat iemand anders over zijn of haar familie zegt. U kunt ook luisteren naar de woordenschat!

Naast de leden van een gezin (die Familie, dee fah-MILL-yah), je leert hoe je iemands naam (en antwoord) kunt vragen, over familierelaties kunt praten en de leeftijd van mensen kunt geven. We zullen ook het verschil bespreken tussen de formele en informele 'jij' in het Duits - een essentieel cultureel en taalverschil dat Engelstaligen moeten begrijpen!

cognates

Een van de eerste dingen die u zult opvallen is dat veel van de Duitse woorden voor het gezin vergelijkbaar zijn met de Engelse termen. Het is gemakkelijk om de nauwe Germaanse taal "familie gelijkenis" tussen te zien  broer/Brudervader/vater, of dochter/Tochter. We noemen deze soortgelijke woorden in twee talen cognates. Er zijn veel Engels-Duitse kennis voor het gezin. Anderen zijn bekend vanwege gemeenschappelijke Latijnse of Franse oorsprong: familie/Familieoom/Onkel, enz.

Nadat je deze les hebt bestudeerd, kun je een korte paragraaf in het Duits over de familie van jezelf of iemand anders lezen en begrijpen. Je kunt zelfs je eigen stamboom tekenen (Stammbaum) In het Duits!

AUDIO: Klik op de onderstaande Duitse zinnen om ze te horen.

Familienmitglieder - familieleden

Merk in de onderstaande zinnen op dat wanneer je het hebt over een vrouwelijke (dood gaan) persoon (of ding), het bezittelijk voornaamwoord mein eindigt in e. Als we het hebben over een mannelijk (der) persoon (of ding),  mein heeft geen einde in het nominatief (onderwerp) geval. Andere bezittelijke vormen (Sein, zijn; dein, uw, etc.) werken op dezelfde manier. De laatste e in het Duits wordt altijd uitgesproken: (meine = MINE-ah)

Deutsch Engels
die Mutter - meine Mutter

moeder - mijn moeder

der Vater - mein Vater

vader - mijn vader

sterf Eltern - meine Eltern (Pl.)

ouders - mijn ouders

der Sohn - sein Sohn

zoon - zijn zoon

die Tochter - Seine Tochter

dochter - zijn dochter

der Bruder - ihr Bruder

broer - haar broer

die Schwester - zegen Schwester

zus - zijn zus

AUDIO (mp3 of wav) voor deze woorden

die Geschwister - meine Geschwister (Pl.)

broers en zussen / broers en zussen - mijn broers en zussen

die Großmutter - meine Großmutter

grootmoeder - mijn grootmoeder

sterf oma - meine Oma

oma / oma - mijn oma

der Großvater - dein Großvater

grootvader - je grootvader

der Opa - sein Opa

opa / gramps - zijn opa

der Enkelsohn - mein Enkelsohn

kleinzoon - mijn kleinzoon

die Enkelin - seine Enkelin

kleindochter - zijn kleindochter

Meer familiewoorden in de Duitse Family Glossary.