Een inleiding tot het vertalen van Franse werkwoordstijden en stemmingen

Deze les is een overzicht van hoe Franse en Engelse werkwoordsvormen overeenkomen en we illustreren punten met voorbeelden: de je een soort van prendre (te nemen) en de vous een soort van Aller (gaan). Zorg ervoor dat je weet hoe gewone werkwoorden volledig vervoegd worden in de eenvoudige en samengestelde tijden en hoe de onregelmatige werkwoorden prendre en Aller zijn volledig vervoegd in de eenvoudige en samengestelde tijden.

Frans heeft veel verschillende tijden en gemoedstoestanden, die in twee vormen voorkomen: eenvoudig (één woord) en samengesteld (twee woorden). Het vertalen van Franse werkwoorden in het Engels en vice versa kan om verschillende redenen moeilijk zijn:

  • De twee talen hebben niet dezelfde werkwoordstijden en stemmingen.
  • Sommige eenvoudige vormen in de ene taal zijn samengesteld in de andere.
  • Engels heeft modale werkwoorden (niet-geconjugeerde hulpwerkwoorden zoals "zou", "misschien" en "moet", die de stemming van het volgende werkwoord uitdrukken), maar Frans. 
  • Veel verbale constructies hebben meer dan één mogelijk equivalent in de andere taal, afhankelijk van de context.

1. Eenvoudige werkwoordstijden

Eenvoudige tijden bestaan ​​uit slechts één woord. Samengestelde tijden bestaan ​​uit meer dan één woord: meestal een hulpwoord of een hulpwoord en een voltooid deelwoord. 

Tegenwoordige tijd

  •     je prijst > Ik neem, ik neem, ik neem
  •    vous allez > je gaat, je gaat, je gaat

Toekomst

  •    je prendrai > Ik zal nemen
  •    vous irez > je gaat

Voorwaardelijk

  •    je prendrais > Ik zou nemen
  •    vous iriez > je zou gaan

Onvolmaakt

  •    je prenais > Ik nam
  •    vous alliez > je ging

Passé Simple (literaire tijd)

  •    je pris > Ik nam
  •    vous allâtes > je ging

conjunctief

  •    (que) je prenne > (dat) neem ik, "ik neem"
  •    Il est belangrijk que je prenne… > Het is belangrijk dat ik ...
  •    Veut-elle que je prenne… ? > Wil ze dat ik neem ... ?
  •    (que) vous alliez > (dat) jij gaat, "jij gaat"
  •    Il est belangrijke que vous alliez… > Het is belangrijk dat je gaat ...
  •    Veut-elle que vous alliez… ? > Wil ze dat je gaat ... ?