Hier worden volgens het British National Corpus van 100 miljoen woorden de 100 meest gebruikte woorden in het Engels vermeld. Veel van deze woorden zijn Functionele woorden : ze plakken stukjes zinnen aan elkaar in langere syntactische eenheden.
Waar nodig wordt het deel van de spraak geïdentificeerd om verschillende grammaticale toepassingen van hetzelfde woord te onderscheiden.
de worden van en een in (voorzetsel: "vroeger") to (infinitief marker: "to sing") hebben het naar (voorzetsel: "naar het land") for (voorzetsel: "for you") ik that (relatief voornaamwoord: "the book that I read") u hij on (voorzetsel: "on the beach") met (voorzetsel: "met plezier") do (werkwoord: "I do") op (voorzetsel: "op school") door (voorzetsel: "tegen middernacht") niet this (determiner: "deze pagina") maar from (voorzetsel: "from home") ze his (determiner: "zijn baan") that (determiner: "that song") zij of welke (determiner: "welk boek") as (conjunctie: "zoals we hebben afgesproken") wij een say (werkwoord: "say a prayer") will (hulpwerkwoord: "I will try") Zou can (hulpwerkwoord: "I can go") als hun go (werkwoord: "go now") wat (determiner: "hoe laat") Daar alles (determiner: "alle mensen") get (werkwoord: "get busy") haar (determiner: "haar baan") make (werkwoord: "make money") wie as (voorzetsel: "as a child") out (bijwoord: "go out") up (bijwoord: "go up") see (werkwoord: "see the sky") know (werkwoord: "know a place") tijd (tijd: "een tijd om te lachen") take (werkwoord: "take a break") hen some (determiner: "some money") kon so (bijwoord: "I so so") hem jaar into (voorzetsel: "into the room") haar vervolgens think (werkwoord: "think hard") mijn come (werkwoord: "come early") dan meer (bijwoord: "sneller") about (voorzetsel: "about you") nu last (bijvoeglijk naamwoord: "last call") uw me nee (determiner: "geen tijd") other (bijvoeglijk naamwoord: "other people") geven just (bijwoord: "just try") Moeten deze (determiner: "deze dagen") mensen ook well (bijwoord: "well schriftelijk") any (bepaler: "any day") enkel en alleen new (bijvoeglijk naamwoord: "new friend") heel when (conjunctie: "when you go") may (hulpwerkwoord: "you may go") manier look (werkwoord: "look here") like (voorzetsel: "like a boat") use (werkwoord: "use your head") haar (voornaamwoord: "geef haar") such (determiner: "such problems") how (bijwoord: "see how") omdat when (bijwoord: "know when") as (bijwoord: "as good") good (bijvoeglijk naamwoord: "good time") find (werkwoord: "find time")