Socratische wijsheid verwijst naar Socrates begrip van de grenzen van zijn kennis in die zin dat hij alleen dat weet wat hij weet en geen aanname doet iets meer of minder te weten. Hoewel nooit rechtstreeks geschreven door Socrates 'als een theorie of verhandeling, komt ons begrip van zijn filosofieën in relatie tot wijsheid voort uit Plato's geschriften over dit onderwerp. In werken als 'Apology' beschrijft Plato het leven en de beproevingen die Socrates ons begrip van het meest ware element van 'Socratische wijsheid' beïnvloedt: 'We zijn slechts zo wijs als ons bewustzijn van onze onwetendheid.
Hoewel toegeschreven aan Socrates, verwijst het nu beroemde 'ik weet dat ik niets weet' echt naar een interpretatie van Plato's verslag van het leven van Socrates, hoewel het nooit rechtstreeks wordt vermeld. In feite beweert Socrates zijn intelligentie vaak sterk in Plato's werk, zelfs zo ver dat hij zegt dat hij ervoor zou sterven. Toch weerspiegelt het sentiment van de uitdrukking enkele van Socrates 'beroemdste citaten over wijsheid.
Socrates zei bijvoorbeeld ooit: "Ik denk niet dat ik weet wat ik niet weet." In de context van dit citaat legt Socrates uit dat hij niet beweert de kennis van ambachtslieden of geleerden te bezitten over onderwerpen die hij niet heeft bestudeerd, dat hij geen valse voorwendsel draagt om die te begrijpen. In een ander citaat over hetzelfde onderwerp van expertise zei Socrates ooit: "Ik weet heel goed dat ik geen kennis bezit die het waard is om over te spreken" over het bouwen van een huis.
Wat eigenlijk geldt voor Socrates is dat hij precies het tegenovergestelde heeft gezegd van 'Ik weet dat ik niets weet'. Zijn routinematige bespreking van intellect en begrip hangt af van zijn eigen intelligentie. In feite is hij niet bang voor de dood omdat hij zegt: 'de dood vrezen is denken dat we weten wat we niet weten', en hij mist deze misvatting van begrijpen wat de dood zou kunnen betekenen zonder het ooit te zien.
In "Apology" beschrijft Plato Socrates tijdens zijn proces in 399 v.G.T. waar Socrates de rechtbank vertelt hoe zijn vriend Chaerephon het Delphic Oracle vroeg of iemand wijzer was dan hijzelf. Het antwoord van het orakel - dat geen mens wijzer was dan Socrates - liet hem verbijsterd achter, dus ging hij op zoek naar iemand die wijzer was dan hijzelf om het orakel verkeerd te bewijzen.
Wat Socrates echter ontdekte, was dat hoewel veel mensen over specifieke vaardigheden en expertisegebieden beschikten, ze allemaal de neiging hadden te denken dat ze ook wijs waren over andere zaken - zoals welk beleid de regering zou moeten voeren - terwijl ze dat duidelijk niet waren. Hij concludeerde dat het orakel in zekere zin gelijk had: hij, Socrates, was wijzer dan anderen in dit ene opzicht: dat hij zich bewust was van zijn eigen onwetendheid.
Dit bewustzijn gaat onder twee namen die vrijwel tegengesteld lijken aan elkaar: 'Socratische onwetendheid' en 'Socratische wijsheid'. Maar er is hier geen echte tegenstrijdigheid. Socratische wijsheid is een soort nederigheid: het betekent gewoon dat je je bewust bent van hoe weinig iemand echt weet; hoe onzeker iemands overtuigingen zijn; en hoe waarschijnlijk het is dat velen van hen zich kunnen vergissen. In de 'verontschuldiging' ontkent Socrates niet dat ware wijsheid - een echt inzicht in de aard van de werkelijkheid - mogelijk is; maar hij lijkt te denken dat het alleen wordt genoten door de goden, niet door mensen.