Citaten uit 'Of Mice and Men' van John Steinbeck

Van muizen en mannen is een roman van John Steinbeck. Deze tragedie werd voor het eerst gepubliceerd in 1937. Het verhaal wordt verteld vanuit het alwetende standpunt van de derde persoon. Van muizen en mannen volgt de tegenslagen van Lennie en George, twee ranchhanden in Californië. Hier zijn enkele citaten uit Van muizen en mannen.

Citaten

  • "Een paar mijl ten zuiden van Soledad, valt de rivier de Salinas dicht bij de heuvelhelling en loopt diep en groen. Het water is ook warm, want het glinsterde over het gele zand in het zonlicht voordat het de smalle poel bereikte."
    - John Steinbeck, Van muizen en mannen, Ch. 1
  • "De avond van een warme dag begon de kleine wind tussen de bladeren te bewegen. De schaduw klom de heuvels op naar de top. Op de zandbanken zaten de konijnen even stil als kleine grijze, gebeeldhouwde stenen."
    - John Steinbeck, Van muizen en mannen, Ch. 1
  • "Jongens zoals wij, die aan ranches werken, zijn de eenzaamste jongens ter wereld. Ze hebben geen familie. Ze horen nergens thuis ... Bij ons is dat niet zo. We hebben een toekomst. We hebben iemand om te praten dat geeft ons verdomd. We hoeven niet in een bar in onze jack jus te zitten omdat we nergens anders heen kunnen. Als die andere jongens in de gevangenis komen, kunnen ze rotten want iedereen geeft een verdomme. Maar wij niet. '
    - (George) John Steinbeck, Van muizen en mannen, Ch. 1
  • "Wat we ook niet hebben, dat is wat je wilt. God, machtig, als ik alleen was, zou ik zo gemakkelijk kunnen leven. Ik zou een baan voor werk kunnen vinden, geen probleem. Helemaal geen rommel, en wanneer de aan het einde van de maand kon ik mijn vijftig dollar nemen en naar de stad gaan en krijgen wat ik maar wil. "
    - (George) John Steinbeck, Van muizen en mannen, Ch. 1