Prairie Schooner

De 'prairieschoener' was de klassieke huifkar die kolonisten westwaarts over de Noord-Amerikaanse vlaktes droeg. De bijnaam kwam van de typische witte stoffen hoes op de wagen, waardoor het op een afstand leek op het witte doek van de zeilen van een schip.

Prairie Schooner

De prairieschoener wordt vaak verward met de Conestoga-wagen, maar het zijn eigenlijk twee heel verschillende soorten wagens. Beiden waren natuurlijk door paarden getrokken, maar de Conestoga-wagen was veel zwaarder en werd voor het eerst gebruikt door boeren in Pennsylvania om gewassen naar de markt te slepen.

De Conestoga-wagen werd vaak getrokken door teams van maximaal zes paarden. Dergelijke wagens hadden redelijk goede wegen nodig, zoals de National Road, en waren eenvoudigweg niet praktisch om over de vlakten naar het westen te rijden.

De prairieschoener was een lichtere wagen die was ontworpen om grote afstanden af ​​te leggen op ruwe prairiepaden. En de prairieschoener kon meestal worden getrokken door een enkel team van paarden, of soms zelfs een paard. Omdat het vinden van voedsel en water voor dieren een serieus probleem kon vormen tijdens het reizen, was het een voordeel om lichte wagons te gebruiken waarvoor minder paarden nodig waren. Afhankelijk van de omstandigheden worden prairieschoeners ook getrokken door ossen of muilezels.

Hoe ze werden gebruikt

Aangepast van lichte landbouwwagens, hadden prairieschoeners over het algemeen een canvas hoes, of motorkap, ondersteund op houten bogen. De hoes bood enige bescherming tegen zon en regen. De stoffen hoes, die meestal werd ondersteund door bogen van hout (of af en toe ijzer), kon worden bedekt met verschillende materialen om het waterdicht te maken.

De prairieschoener wordt meestal zeer zorgvuldig verpakt, met zware meubels of kratten met benodigdheden, laag in de wagondoos geplaatst om te voorkomen dat de wagen op ruwe paden kantelt. Met de bezittingen van een typisch gezin aan boord van de wagen, was er over het algemeen niet veel ruimte om naar binnen te rijden. De rit was vaak behoorlijk ruw, omdat de ophanging minimaal was. Zoveel "emigranten" die naar het westen gaan, zouden gewoon langs de wagen lopen, met alleen kinderen of ouderen die naar binnen rijden.

Wanneer ze voor de nacht stopten, sliepen gezinnen vaak onder de sterren. Bij regenachtig weer zouden gezinnen proberen droog te blijven door zich onder de wagen te nestelen in plaats van erin.

Groepen prairieschoeners reisden vaak samen in de klassieke wagentreinen langs routes zoals de Oregon Trail.

Toen de spoorwegen zich in de late jaren 1800 in het Amerikaanse Westen uitbreidden, was het niet langer nodig om grote afstanden af ​​te leggen met een prairieschoener. De klassieke huifkarren raakten buiten gebruik maar werden een blijvend symbool van de westwaartse migratie.