De Latijnse taal gebruikt drie stemmingen door de vorm van het infinitief te veranderen: indicatief, imperatief en conjunctief. De meest voorkomende is indicatief, die wordt gebruikt om een eenvoudige feitelijke verklaring af te leggen; de anderen zijn expressiever.
Om de stemming correct te gebruiken, bekijkt u Latijnse werkwoordvervoegingen en eindes om u te helpen bij het navigeren. U kunt ook verwijzen naar vervoegingstabellen als een snelle referentie om ervoor te zorgen dat u het juiste einde hebt.
De indicatieve stemming "duidt" op een feit. Het 'feit' kan een overtuiging zijn en hoeft niet waar te zijn. dormit. > "Hij slaapt." Dit is in de indicatieve stemming.
Normaal gesproken drukt de Latijnse gebiedende wijs directe bevelen (orders) uit zoals "Ga slapen!" Engels herschikt de woordvolgorde en voegt soms een uitroepteken toe. De Latijnse imperatief wordt gevormd door het verwijderen van de -opnieuw einde van de huidige infinitief. Wanneer u twee of meer mensen bestelt, voeg dan toe -te, als in Dormite> Slaap!
Er zijn enkele onregelmatige of onregelmatig ogende imperatieven, vooral in het geval van onregelmatige werkwoorden. De gebiedende wijs van ferre 'dragen' is ferre minus de -opnieuw eindigend, zoals in het enkelvoud Fer > Draag! en het meervoud Ferte > Dragen!
Gebruik de gebiedende wijs van het werkwoord om negatieve opdrachten in het Latijn te vormen nolo met de infinitief van het actiewerkwoord, zoals in Noli me tangere. > Raak me niet aan!
De conjunctieve stemming is lastig en de moeite van het bespreken waard. Een deel hiervan is omdat we ons in het Engels zelden bewust zijn dat we de conjunctieve gebruiken, maar wanneer we dat doen, drukt het onzekerheid uit, vaak een wens, verlangen, twijfel of hoop.
Moderne Romaanse talen zoals Spaans, Frans en Italiaans hebben werkwoordsvormveranderingen behouden om de conjunctieve stemming uit te drukken; die veranderingen worden minder vaak gezien in het moderne Engels.
Een gebruikelijk voorbeeld van het Latijnse conjunctief is te vinden op oude grafstenen: Rust in vrede. > Mag ze rusten in vrede.
Het Latijnse subjunctief bestaat in vier tijden: het heden, imperfect, perfect en perfect. Het wordt gebruikt in de actieve en passieve stem en kan veranderen afhankelijk van de vervoeging. Twee veel voorkomende onregelmatige werkwoorden in de conjunctief zijn esse ("to be") en troep ("in staat zijn").
In het Engels is de kans groot dat wanneer de hulpwerkwoorden "mogen" ("Hij slaapt"), "kan, moet, zou, zou kunnen" en "zou" in een zin voorkomen, het werkwoord in het zelfstandig naamwoord staat. Latijn gebruikt de conjunctief ook in andere instanties. Dit zijn enkele opmerkelijke voorbeelden:
De hortatory en iussive (of jussive) subjunctieven zijn voor het aanmoedigen of aanzetten tot acties.