Latijn is een verbogen taal. Dit betekent dat werkwoorden vanwege hun einde volgepakt zijn met informatie. Het einde van het werkwoord is dus cruciaal omdat het je het volgende vertelt:
Kijk bijvoorbeeld naar het Latijnse werkwoord durven ("geven"). In het Engels verandert het einde van het werkwoord eenmaal: het verwerft een s in "hij geeft." In het Latijn verandert het einde van het werkwoord telkens wanneer de persoon, het getal, de tijd, de stemming en de stem veranderen.
Latijnse werkwoorden zijn opgebouwd uit een stam gevolgd door een grammaticale uitgang die informatie bevat over de agent, met name de persoon, het getal, de tijd, de stemming en de stem. Een Latijns werkwoord kan je, dankzij het einde, vertellen wie of wat het onderwerp is, zonder tussenkomst van een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord. Het kan u ook het tijdsbestek, het interval of de uitgevoerde actie vertellen. Wanneer je een Latijns werkwoord deconstrueert en naar de samenstellende delen kijkt, kun je veel leren.
Het Latijnse werkwoord eindigende vormen zullen u vertellen wie er spreekt. Latin telt drie personen vanuit het perspectief van de spreker. Dit kunnen zijn: I (eerste persoon); u (de tweede persoon enkelvoud); hij, zij, het (een derde persoon enkelvoud persoon verwijderd uit het gesprek); wij (eerste persoon enkelvoud); jullie allemaal (tweede persoon meervoud); of zij (derde persoon meervoud).
Werkwoordsuitgangen weerspiegelen de persoon en het getal zo duidelijk dat Latijn het onderwerp voornaamwoord laat vallen omdat het repetitief en vreemd lijkt. Bijvoorbeeld de vervoegde werkwoordsvorm Damus ("we geven") vertelt ons dat dit de eerste persoon meervoud, tegenwoordige tijd, actieve stem, indicatieve stemming van het werkwoord is durven ("geven").
De onderstaande tabel is de volledige vervoeging van het werkwoord durven ("geven") in de tegenwoordige tijd, actieve stem, indicatieve stemming in enkelvoud en meervoud en alle personen. We nemen de -zijn infinitief einde, wat ons achterlaat d-. Dan passen we de vervoegde eindes toe. Merk op hoe de eindes veranderen met elke persoon en elk nummer:
Latijn (durven) | Engels (te geven) |
---|---|
Doen | ik geef |
das | jij geeft |
DAT | hij / zij / het geeft |
Damus | wij geven |
Datis | jij geeft |
dant | ze geven |
We noemen deze als een hulpmiddel bij het begrijpen. De Latijnse persoonlijke voornaamwoorden die hier relevant zijn, worden niet gebruikt in Latijnse werkwoordvervoegingen omdat ze repetitief en onnodig zijn, omdat alle informatie die de lezer nodig heeft in het werkwoord eindigt.