Een 'verwennerij' maakte deel uit van de middeleeuwse christelijke kerk en was een belangrijke trigger voor de protestantse hervorming. Kortom, door een aflaat te kopen, zou een individu de duur en de ernst van de straf kunnen verminderen die de hemel nodig zou hebben als betaling voor hun zonden, of zo beweerde de kerk. Koop een verwennerij voor een geliefde, en zij zouden naar de hemel gaan en niet in de hel branden. Koop een verwennerij voor jezelf en je hoeft je geen zorgen te maken over die vervelende affaire die je had.
Als dit klinkt als contant geld of goede daden voor minder pijn, is dat precies wat het was. Voor veel heilige mensen zoals de Duitse broeder Martin Luther (1483-1546) was dit tegen de leer van de stichter Jezus (4 BCE-33 CE), tegen het idee van de kerk, en tegen het punt van het zoeken naar vergeving en verlossing. Op het moment dat Luther handelde tegen aflaten, was hij niet de enige die verandering zocht. Binnen enkele jaren splitste het Europese christendom zich af tijdens de revolutie van de 'Reformatie'.
De middeleeuwse westerse christelijke kerk - de Oosters-orthodoxe kerk volgde een ander pad - omvatte twee sleutelconcepten die aflaten mogelijk maakten. Ten eerste wisten parochianen dat ze na hun dood zouden worden gestraft voor de zonden die ze in het leven hadden opgelopen, en deze straf werd slechts gedeeltelijk gewist door goede werken (zoals bedevaart, gebeden of donaties aan liefdadigheid), goddelijke vergeving en absolutie. Hoe meer iemand had gezondigd, hoe groter de straf op hen wachtte.
Ten tweede was in de middeleeuwen het concept van het vagevuur ontwikkeld. In plaats van na de dood tot de hel te worden verdoemd, zou een persoon naar het vagevuur gaan, waar ze de straf zouden ondergaan die nodig was om de vlek van hun zonden weg te wassen totdat ze werden bevrijd. Dit systeem nodigde de creatie uit van een methode waarmee zondaars hun straffen konden verminderen, en toen het idee van het vagevuur naar voren kwam, gaf de paus bisschoppen de macht om de boetedoening van zondaars te verminderen terwijl ze nog leefden, gebaseerd op de uitvoering van goede daden. Het bleek een zeer nuttig hulpmiddel om een wereldbeeld te motiveren waarin de kerk, God en zonde centraal stonden.
Het verwenningssysteem werd geformaliseerd door Paus Urban II (1035-1099) tijdens de Raad van Clement in 1095. Als een persoon voldoende goede daden verrichtte om een volledige of 'plenaire' verwennerij van de paus of minder gelovigen van kerkgenoten te verdienen, al hun zonden (en straf) zou worden gewist. Gedeeltelijke aflaten zouden een kleinere hoeveelheid dekken, en complexe systemen ontwikkeld waarin de kerk beweerde dat ze tot op de dag konden berekenen hoeveel zonde een persoon had geannuleerd. Na verloop van tijd werd veel van het kerkwerk op deze manier gedaan: tijdens de kruistochten (op initiatief van paus Urban II) namen veel mensen deel aan dit uitgangspunt, geloofden dat ze konden gaan (vaak) naar het buitenland vechten in ruil voor hun zonden die werden geannuleerd.
Dit systeem van het verminderen van zonde en straf werkte goed om het werk van de kerk gedaan te krijgen, maar toen ging het, in de ogen van vele hervormers, afschuwelijk mis. Mensen die niet op kruistochten waren of niet konden gaan, begonnen zich af te vragen of een andere oefening hen in staat zou stellen de verwennerij te verdienen. Misschien iets financieels?
Dus werd de verwennerij geassocieerd met mensen die ze 'kochten', hetzij door het aanbieden van het doneren van bedragen aan liefdadigheidswerken, of door gebouwen te bouwen om de kerk te prijzen en alle andere manieren waarop geld kon worden gebruikt. Die praktijk begon in de 13e eeuw en was zo succesvol dat zowel de overheid als de kerk al snel een percentage van het geld voor eigen gebruik konden gebruiken. Klachten over de verkoop van vergeving verspreiden zich. Een rijk persoon zou zelfs aflaten kunnen kopen voor zijn voorouders, familieleden en vrienden die al dood waren.
Geld had het verwennerijsysteem aangetast en toen Martin Luther in 1517 zijn 95 stellingen schreef, viel hij het aan. Toen de kerk hem aanviel, ontwikkelde hij zijn opvattingen en verwennerij was duidelijk in zijn vizier. Waarom, vroeg hij zich af, moest de kerk geld verzamelen, terwijl de paus echt iedereen alleen van het vagevuur kon bevrijden?
De kerk versplinterde onder de stress, met veel nieuwe sekten die het verwenningssysteem volledig weggooiden. Als reactie hierop en zonder de onderbouwing op te heffen, verbood het pausdom de verkoop van aflaten in 1567 (maar ze bestonden nog steeds binnen het systeem). Aflaten waren de aanleiding voor eeuwen van opgekropte woede en verwarring tegen de kerk en liet toe dat deze in stukken werd gesplitst.