Geschiedenis van microscopen

EENMicroscoop is een instrument dat wordt gebruikt om objecten te bekijken die te klein zijn om gemakkelijk met het blote oog te kunnen worden gezien. Er zijn veel soorten microscopen, van de gewone optische microscoop - die licht gebruikt om een ​​monster te vergroten - tot de elektronenmicroscoop, ultramicroscoop en verschillende soorten scansondemicroscopen.

Wat voor microscoop je ook gebruikt, het moest ergens beginnen. Begrijp de geschiedenis van deze uitvinding met deze microscooptijdlijn.

Vroege jaren

  • Circa 1000 CE: Het eerste hulpmiddel voor het zien, een "leessteen" genoemd, is gemaakt (onbekende uitvinder). Het was een glazen bol die de leesmaterialen vergrootte wanneer ze erop werden gelegd.
  • Circa 1284: De Italiaanse uitvinder Salvino D'Armate wordt gecrediteerd voor het uitvinden van de eerste draagbare bril.
  • 1590: Twee Nederlandse brillenmakers, Zacharias Janssen en zoon Hans Janssen, experimenteerden met meerdere lenzen die in een buis werden geplaatst. De Janssens merkten op dat objecten die voor de buis werden bekeken sterk vergroot leken, waardoor zowel de telescoop als de voorloper van de samengestelde microscoop ontstonden.
  • 1665: De Engelse natuurkundige Robert Hooke keek door een microscooplens naar een kurk en zag daarin "poriën" of "cellen".
  • 1674: Anton van Leeuwenhoek bouwde een eenvoudige microscoop met slechts één lens om bloed, gist, insecten en vele andere kleine voorwerpen te onderzoeken. Hij was de eerste die bacteriën beschreef, en hij bedacht ook nieuwe methoden voor het slijpen en polijsten van microscooplenzen. Deze technieken maakten krommingen mogelijk met vergrotingen tot 270 diameters, op dat moment de best beschikbare lenzen.

1800

  • 1830: Joseph Jackson Lister verminderde sferische aberratie (of het "chromatische effect") door aan te tonen dat verschillende zwakke lenzen die op bepaalde afstanden samen werden gebruikt, een goede vergroting opleverden zonder het beeld te vervagen. Dit was het prototype voor de samengestelde microscoop.
  • 1872: Ernst Abbe, toen onderzoeksdirecteur van de Zeiss Optical Works, schreef een wiskundige formule genaamd de 'Abbe Sine Condition'. Zijn formule voorzag in berekeningen die een maximale resolutie in microscopen mogelijk maakten.

1900

  • 1903: Richard Zsigmondy ontwikkelde de ultramicroscoop die in staat is om objecten onder de golflengte van licht te bestuderen. Hiervoor won hij de Nobelprijs voor chemie in 1925.
  • 1932: Frits Zernike vond de fasecontrastmicroscoop uit waarmee kleurloze en transparante biologische materialen konden worden bestudeerd. Hij won er de Nobelprijs voor natuurkunde van 1953 voor.
  • 1931: Ernst Ruska heeft de elektronenmicroscoop mede uitgevonden, waarvoor hij in 1986 de Nobelprijs voor de natuurkunde heeft gewonnen. Een elektronenmicroscoop is afhankelijk van elektronen in plaats van licht om een ​​object te bekijken. Elektronen worden versneld in een vacuüm totdat hun golflengte extreem kort is, slechts 0,00001 die van wit licht. Elektronenmicroscopen maken het mogelijk om objecten zo klein als de diameter van een atoom te bekijken.
  • 1981: Gerd Binnig en Heinrich Rohrer bedachten de scanning tunneling microscoop die driedimensionale beelden van objecten tot op atomair niveau geeft. Ze hebben in 1986 de Nobelprijs voor de natuurkunde gewonnen. De krachtige scanning tunneling microscoop is een van de sterkste microscopen tot nu toe.