Publius Servilius Casca Longus, Romeinse tribune in 43 v.Chr., Is de naam van de moordenaar die Julius Caesar voor het eerst trof op de Ides van maart, in 44 v.Chr. Het te slaan symbool kwam toen Lucius Tilius Cimber de toga van Caesar pakte en uit zijn nek trok. Een nerveuze Casca stak toen de dictator neer, maar slaagde erin hem om de nek of schouder te laten grazen.
Publius Servilius Casca Longus, evenals zijn broer die ook een Casca was, behoorden tot de samenzweerders die zelfmoord pleegden in 42 voor Christus. Deze eervolle Romeinse manier van dood kwam na de Slag bij Philippi, waarin de troepen van de moordenaars (bekend als de Republikeinen) verloren van die van Mark Antony en Octavianus (Augustus Caesar).
Hier zijn enkele passages van oude historici die de rol beschrijven die Casca speelde in de moord op Caesar en de Shakespeare-versie van het evenement inspireerde.
"82 Terwijl hij ging zitten, verzamelden de samenzweerders zich om hem te respecteren en meteen kwam Tillius Cimber, die de leiding had genomen, dichterbij alsof hij iets wilde vragen; en toen Caesar hem met een gebaar naar een andere tijd bracht, greep Cimber zijn toga bij beide schouders; toen Caesar riep: "Wel, dit is geweld!" een van de Cascas stak hem van de ene kant net onder de keel. 2 Caesar greep Casca's arm en liep er met zijn stylus doorheen, maar terwijl hij probeerde overeind te komen, werd hij tegengehouden door een andere wond."
"66.6 Maar toen Caesar, nadat hij was gaan zitten, hun smeekbeden bleef afwijzen, en, toen zij hem met meer belang aandrongen, boosheid jegens een van hen begon te tonen, greep Tullius zijn toga met beide handen vast en trok het van zijn nek. Dit was het signaal voor de aanval. 7 Het was Casca die hem de eerste slag gaf met zijn dolk, in de nek, geen dodelijke wond, noch zelfs een diepe wond, waarvoor hij teveel verward was, zoals natuurlijk was aan het begin van een daad van grote durf; zodat Caesar zich omdraaide, het mes beetpakte en het vasthield. Op bijna hetzelfde moment riepen beiden, de geslagen man in het Latijn: 'Vervloekte Casca, wat doet u?' en de smiter in het Grieks tegen zijn broer: 'Broeder, help!' "
Hoewel Casca in de versie van Plutarch vloeiend Grieks spreekt en ernaar terugkeert in een tijd van stress, Casca, bekend van zijn verschijning in Shakespeare's Julius Caesar, zegt (in Act I. Scène 2) "maar voor mijzelf was het Grieks voor mij." De context is dat Casca een toespraak beschrijft die de redenaar Cicero had gehouden.
"Eerst stak Servilius Casca hem op de linkerschouder een beetje boven het sleutelbeen, waarop hij had gericht maar gemist door nervositeit. Caesar sprong op om zich tegen hem te verdedigen en Casca riep zijn broer en sprak in het Grieks in zijn opwinding. De laatste gehoorzaamde hem en dreef zijn zwaard in de zijde van Caesar."