Anton van Leeuwenhoek (24 oktober 1632 - 30 augustus 1723) vond de eerste praktische microscopen uit en gebruikte ze om de eerste persoon te worden die bacteriën zag en beschreef, naast andere microscopische ontdekkingen. Van Leeuwenhoeks werk weerlegde inderdaad de doctrine van spontane generatie, de theorie dat levende organismen spontaan uit niet-levende materie konden voortkomen. Zijn studies leidden ook tot de ontwikkeling van de wetenschappen van bacteriologie en protozoölogie.
Leeuwenhoek werd op 24 oktober 1632 in Nederland geboren en als tiener werd hij leerling bij een linnenwinkel. Hoewel het geen waarschijnlijke start van een wetenschappelijk leven lijkt, was Leeuwenhoek op weg om zijn microscoop uit te vinden. In de winkel werden vergrootglazen gebruikt om de draden te tellen en de kwaliteit van de stof te inspecteren. Hij werd geïnspireerd en leerde zichzelf nieuwe methoden voor het slijpen en polijsten van kleine lenzen met een grote kromming, die vergrotingen tot 275x (275 keer de oorspronkelijke grootte van het onderwerp) opleverden, de beste die op dat moment bekend was.
Mensen gebruikten sinds de 12e eeuw vergrotende lenzen en bolle en concave lenzen voor visiecorrectie sinds de 1200s en 1300s. In 1590 construeerden de Nederlandse slijpmachines Hans en Zacharias Janssen een microscoop met twee lenzen in een buis; hoewel het misschien niet de eerste microscoop was, was het een heel vroeg model. Rond dezelfde tijd werd ook Hans Lippershey, de uitvinder van de telescoop, gecrediteerd met de uitvinding van de microscoop. Hun werk leidde tot onderzoek en ontwikkeling van anderen op telescopen en de moderne samengestelde microscoop, zoals Galileo Galilei, Italiaanse astronoom, natuurkundige en ingenieur wiens uitvinding als eerste de naam 'microscoop' kreeg.
De samengestelde microscopen uit de tijd van Leeuwenhoek hadden problemen met wazige figuren en vervormingen en konden slechts 30 of 40 keer vergroten.
Het werk van Leeuwenhoek aan zijn kleine lenzen leidde tot de bouw van zijn microscopen, die als de eerste praktische werden beschouwd. Ze leken echter weinig op de microscopen van vandaag; ze leken meer op zeer krachtige vergrootglazen en gebruikten slechts één lens in plaats van twee.
Andere wetenschappers namen Leeuwenhoek's versies van microscopen niet over vanwege de moeilijkheid om ze te leren gebruiken. Ze waren klein (ongeveer 2 centimeter lang) en werden gebruikt door je oog dicht bij de kleine lens te houden en naar een monster te kijken dat aan een pin was opgehangen.
Met deze microscopen deed hij echter de microbiologische ontdekkingen waarvoor hij beroemd is. Leeuwenhoek was de eerste die bacteriën (1674), gistplanten, het krioelende leven in een druppel water (zoals algen) zag en beschreef en de circulatie van bloedlichaampjes in haarvaten. Het woord 'bacteriën' bestond nog niet, dus noemde hij deze microscopisch kleine levende organismen 'diercellen'. Tijdens zijn lange leven gebruikte hij zijn lenzen om pioniersstudies te maken naar een buitengewone verscheidenheid aan dingen - leven en niet-leven - en rapporteerde zijn bevindingen in meer dan 100 brieven aan de Royal Society of England en de Franse Academie.
Het eerste rapport van Leeuwenhoek aan de Royal Society in 1673 beschrijft bijenmonddelen, een luis en een schimmel. Hij bestudeerde de structuur van plantencellen en kristallen, en de structuur van menselijke cellen zoals bloed, spieren, huid, tanden en haar. Hij schraapte zelfs de plaque tussen zijn tanden om de bacteriën daar te observeren, die, ontdekte Leeuwenhoek, stierf na het drinken van koffie.
Hij was de eerste die sperma beschreef en veronderstelde dat de conceptie plaatsvond toen een sperma samenkwam met een eicel, hoewel hij dacht dat de eicel alleen diende om het sperma te voeden. In die tijd bestonden er verschillende theorieën over hoe baby's werden gevormd, dus de studies van Leeuwenhoek van sperma en eicellen van verschillende soorten veroorzaakten ophef in de wetenschappelijke gemeenschap. Het zou ongeveer 200 jaar duren voordat wetenschappers het eens zouden worden over het proces.
Net als zijn tijdgenoot Robert Hooke deed Leeuwenhoek enkele van de belangrijkste ontdekkingen van vroege microscopie. In een brief uit 1716 schreef hij,
"Mijn werk, dat ik al heel lang heb gedaan, werd niet nagestreefd om de lof te krijgen die ik nu geniet, maar voornamelijk uit een verlangen naar kennis, waarvan ik merk dat het meer in mij woont dan in de meeste andere mannen. En daarmee , telkens als ik iets opmerkelijks ontdekte, vond ik het mijn plicht om mijn ontdekking op papier te zetten, zodat alle ingenieuze mensen hiervan op de hoogte konden worden gebracht. "
Hij redactionele niet op betekenissen van zijn observaties en erkende dat hij geen wetenschapper was maar slechts een waarnemer. Leeuwenhoek was ook geen kunstenaar, maar hij werkte mee aan de tekeningen die hij in zijn brieven indiende.
Van Leeuwenhoek heeft ook op een andere manier bijgedragen aan de wetenschap. In het laatste jaar van zijn leven beschreef hij de ziekte die zijn leven kostte. Van Leeuwenhoek leed aan oncontroleerbare samentrekkingen van het diafragma, een aandoening die nu bekend staat als de ziekte van Van Leeuwenhoek. Hij stierf aan de ziekte, ook wel diafragmatische flutter genoemd, op 30 augustus 1723 in Delft. Hij is begraven in de Oude Kerk in Delft.