Een overzicht van de centrale plaatstheorie van Christaller

Centrale plaatstheorie is een ruimtelijke theorie in stedelijke geografie die probeert de redenen achter de distributiepatronen, de grootte en een aantal steden en dorpen over de hele wereld te verklaren. Het probeert ook een kader te bieden waarmee die gebieden kunnen worden bestudeerd, zowel om historische redenen als voor de locatiepatronen van gebieden van vandaag.

Oorsprong van de theorie

De theorie werd voor het eerst ontwikkeld door de Duitse geograaf Walter Christaller in 1933 nadat hij de economische relaties tussen steden en hun achterland (verder weg gelegen gebieden) begon te erkennen. Hij testte voornamelijk de theorie in Zuid-Duitsland en kwam tot de conclusie dat mensen in steden samenkomen om goederen en ideeën te delen en dat gemeenschappen of centrale plaatsen bestaan ​​om puur economische redenen.

Voordat hij zijn theorie testte, moest Christaller echter eerst de centrale plaats bepalen. In overeenstemming met zijn economische focus besloot hij dat de centrale plaats voornamelijk bestaat om goederen en diensten te leveren aan de omliggende bevolking. De stad is in wezen een distributiecentrum.

Christaller's veronderstellingen

Om zich te concentreren op de economische aspecten van zijn theorie, moest Christaller een aantal veronderstellingen creëren. Hij besloot dat het platteland in de gebieden waar hij studeerde vlak zou zijn, zodat er geen barrières zouden bestaan ​​die de beweging van mensen erover zouden belemmeren. Daarnaast zijn twee aannames gedaan over menselijk gedrag:

  1. Mensen zullen altijd goederen kopen van de dichtstbijzijnde plaats die ze aanbiedt.
  2. Wanneer de vraag naar een bepaald goed hoog is, zal het in de nabijheid van de bevolking worden aangeboden. Wanneer de vraag daalt, neemt ook de beschikbaarheid van het goede af.

Bovendien is de drempel een belangrijk concept in de studie van Christaller. Dit is het minimum aantal mensen dat nodig is om een ​​centrale plaats of activiteit actief en welvarend te houden. Dit leidde tot het idee van Christaller van goederen van lage en hoge orde. Lage-orde goederen zijn dingen die vaak worden aangevuld, zoals voedsel en andere routinematige huishoudelijke artikelen. Omdat mensen deze artikelen regelmatig kopen, kunnen kleine bedrijven in kleine steden overleven omdat mensen vaak op nauwere locaties kopen in plaats van de stad in te gaan.

Goederen van hoge orde zijn daarentegen gespecialiseerde artikelen zoals auto's, meubels, mooie sieraden en huishoudelijke apparaten die mensen minder vaak kopen. Omdat ze een grote drempel vereisen en mensen ze niet regelmatig kopen, kunnen veel bedrijven die deze artikelen verkopen niet overleven in gebieden waar de bevolking klein is. Daarom vestigen deze bedrijven zich vaak in grote steden die een grote bevolking in het omliggende achterland kunnen bedienen.

Grootte en afstand

Binnen het centrale locatiesysteem zijn er vijf communitygroottes: 

  • Gehucht
  • Dorp
  • Stad
  • stad
  • Regionale hoofdstad

Een gehucht is de kleinste plaats, een landelijke gemeenschap die te klein is om als dorp te worden beschouwd. Cape Dorset (1.200 inwoners), gelegen in het Nunavut Territory in Canada, is een voorbeeld van een gehucht. Voorbeelden van regionale hoofdsteden - die niet noodzakelijkerwijs politieke hoofdsteden zijn - zijn Parijs of Los Angeles. Deze steden bieden de hoogst mogelijke hoeveelheid goederen en bedienen een enorm achterland.

Geometrie en bestellen

De centrale plaats bevindt zich op de hoekpunten (punten) van gelijkzijdige driehoeken. Centrale plaatsen bedienen de gelijkmatig verdeelde consumenten die zich het dichtst bij de centrale plaats bevinden. Terwijl de hoekpunten verbinden, vormen ze een reeks zeshoeken - de traditionele vorm van veel centrale plaatsmodellen. De zeshoek is ideaal omdat hiermee de driehoeken gevormd door de centrale hoekpunten kunnen worden verbonden, en het vertegenwoordigt de veronderstelling dat consumenten de dichtstbijzijnde plaats zullen bezoeken met de goederen die ze nodig hebben.

Bovendien heeft de centrale plaatstheorie drie orden of principes. De eerste is het marketingprincipe en wordt weergegeven als K = 3 (waarbij K een constante is). In dit systeem zijn marktgebieden op een bepaald niveau van de centrale plaatshiërarchie drie keer groter dan de volgende laagste. De verschillende niveaus volgen dan een progressie van drieën, wat betekent dat als je door de volgorde van plaatsen gaat, het aantal van het volgende niveau drievoudig toeneemt. Als er bijvoorbeeld twee steden zijn, zijn er zes steden, 18 dorpen en 54 gehuchten.

Er is ook het transportprincipe (K = 4) waarbij gebieden in de centrale plaatshiërarchie vier keer groter zijn dan het gebied in de volgende laagste volgorde. Ten slotte is het administratieve principe (K = 7) het laatste systeem waarbij de variatie tussen de laagste en hoogste orden met een factor zeven toeneemt. Hier dekt het hoogste handelsgebied volledig dat van de laagste orde, wat betekent dat de markt een groter gebied bedient.

Losch's Central Place Theory

In 1954 wijzigde de Duitse econoom August Losch de centrale plaatstheorie van Christaller omdat hij vond dat deze te star was. Hij dacht dat het model van Christaller leidde tot patronen waarbij de distributie van goederen en de accumulatie van winst volledig op locatie waren gebaseerd. In plaats daarvan concentreerde hij zich op het maximaliseren van het consumentenwelzijn en het creëren van een ideaal consumentenlandschap waar de noodzaak om te reizen voor een goed geminimaliseerd werd en de winst relatief gelijk bleef, ongeacht de locatie waar goederen worden verkocht.