Over de hele wereld heeft de menselijke ontwikkeling eenmaal doorlopende landschappen en ecosystemen gefragmenteerd in geïsoleerde stukjes natuurlijke habitat. Wegen, steden, hekken, kanalen, reservoirs en boerderijen zijn allemaal voorbeelden van menselijke artefacten die het patroon van het landschap veranderen.
Aan de randen van ontwikkelde gebieden, waar natuurlijke habitats oprukkende menselijke habitats ontmoeten, zijn dieren gedwongen zich snel aan te passen aan hun nieuwe omstandigheden - en een nadere blik op het lot van deze zogenaamde "edge species" kan ons ontnuchterende inzichten geven in de kwaliteit van de wilde landen die overblijven. De gezondheid van elk natuurlijk ecosysteem hangt in belangrijke mate af van twee factoren: de totale omvang van de habitat en wat er langs de randen gebeurt.
Wanneer de menselijke ontwikkeling bijvoorbeeld in een bos met oude groei snijdt, worden de nieuw blootgestelde randen onderworpen aan een reeks microklimatische veranderingen, waaronder toenamen in zonlicht, temperatuur, relatieve vochtigheid en blootstelling aan wind.
Planten zijn de eerste levende organismen die op deze veranderingen reageren, meestal met verhoogde bladval, verhoogde boomsterfte en een toevloed van secundaire opeenvolgende soorten. Op hun beurt creëren de gecombineerde veranderingen in plantleven en microklimaat nieuwe habitats voor dieren. Meer teruggetrokken vogelsoorten verplaatsen zich naar het binnenland van het resterende bos, terwijl vogels die beter zijn aangepast aan randomgevingen bolwerken aan de periferie ontwikkelen.
Populaties van grotere zoogdieren zoals herten of grote katten, die grote gebieden ongestoord bos nodig hebben om hun aantal te ondersteunen, nemen vaak in omvang af. Als hun gevestigde territoria zijn vernietigd, moeten deze zoogdieren hun sociale structuur aanpassen aan de dichterbijgelegen delen van het resterende bos.
Onderzoekers hebben ontdekt dat gefragmenteerde bossen niet zoveel op eilanden lijken. De menselijke ontwikkeling rond een boseiland fungeert als een barrière voor migratie, verspreiding en kruising van dieren (het is erg moeilijk voor dieren, zelfs relatief slimme, om een drukke snelweg over te steken!)
In deze eilandachtige gemeenschappen wordt de soortenrijkdom grotendeels bepaald door de grootte van het resterende intacte bos. In zekere zin is dit niet allemaal slecht nieuws; het opleggen van kunstmatige beperkingen kan een belangrijke motor zijn voor evolutie en de bloei van beter aangepaste soorten.
Het probleem is dat evolutie een langdurig proces is dat zich over duizenden of miljoenen jaren ontvouwt, terwijl een bepaalde dierenpopulatie in slechts tien jaar (of zelfs een enkel jaar of maand) kan verdwijnen als het ecosysteem onherstelbaar is verwoest.
De veranderingen in dierverdeling en populatie als gevolg van fragmentatie en het creëren van randhabitats illustreren hoe dynamisch een afgesneden ecosysteem kan zijn. Het zou ideaal zijn als - wanneer de bulldozers verdwenen zijn - de milieuschade afneemt; helaas is dit zelden het geval. De achtergelaten dieren en dieren moeten beginnen met een complex aanpassingsproces en een lange zoektocht naar een nieuw natuurlijk evenwicht.
Bewerkt op 8 februari 2017, door Bob Strauss