Dit zijn voorbeelden van covalente bindingen en covalente verbindingen. Covalente verbindingen staan ook bekend als moleculaire verbindingen. Organische verbindingen, zoals koolhydraten, lipiden, eiwitten en nucleïnezuren, zijn allemaal voorbeelden van moleculaire verbindingen. Je kunt deze verbindingen herkennen omdat ze uit niet-metalen met elkaar verbonden zijn.
PCI3 - fosfortrichloride
CH3CH2OH - ethanol
O3 - ozon
H2 - waterstof
H2O - water
HCl - waterstofchloride
CH4 - methaan
NH3 - ammonia
CO2 - kooldioxide
Dus dat zou je bijvoorbeeld doen niet verwacht covalente bindingen te vinden in een metaal of legering, zoals zilver, staal of messing. Je zou ionische in plaats van covalente bindingen in een zout vinden, zoals natriumchloride.
Covalente bindingen ontstaan wanneer twee niet-metalen atomen dezelfde of vergelijkbare elektronegativiteitswaarden hebben. Dus als twee identieke niet-metalen (bijvoorbeeld twee waterstofatomen) aan elkaar binden, vormen ze een pure covalente binding. Wanneer twee ongelijksoortige niet-metalen bindingen vormen (bijv. Waterstof en zuurstof), zullen ze een covalente binding vormen, maar de elektronen zullen meer tijd dichter bij het ene type atoom doorbrengen dan het andere, waardoor een polaire covalente binding wordt geproduceerd.