Atomen zijn fundamentele materie-eenheden die niet met chemische middelen kunnen worden afgebroken.
De bouwstenen van atomen zijn positief geladen protonen, neutrale neutronen en negatief geladen elektronen. Protonen en neutronen zijn vergelijkbaar in massa, terwijl elektronen veel kleiner en lichter zijn. Veel atomen bestaan uit een positief geladen kern bestaande uit protonen en neutronen omgeven door een negatief geladen wolk van elektronen. Op het meest basale niveau is een atoom elk materiedeeltje dat ten minste één proton bevat. Elektronen en neutronen kunnen aanwezig zijn, maar zijn niet vereist.
Atomen kunnen neutraal of elektrisch geladen zijn. Een atoom dat een positieve of negatieve lading draagt, wordt een atoomion genoemd.
Atomen van een enkel element die een verschillend aantal neutronen van elkaar hebben, worden isotopen genoemd.
Een enkel deeltje van elk element in het periodiek systeem is een atoom. Het aantal aanwezige protonen bepaalt de volgorde van een atoom in het periodiek systeem, samen met zijn naam, symbool en chemische identiteit.
Hier zijn enkele voorbeelden van atomen:
Wanneer atomen aan elkaar binden, worden ze moleculen. Wanneer het chemische symbool van een molecuul wordt uitgeschreven, kunt u het van een atoom onderscheiden door het subscript dat het elementensymbool volgt, dat aangeeft hoeveel atomen aanwezig zijn.
O is bijvoorbeeld het symbool voor een enkel zuurstofatoom. Aan de andere kant, O2 is het symbool voor een molecuul zuurstofgas bestaande uit twee zuurstofatomen, terwijl O3 is het symbool voor een ozonmolecuul dat bestaat uit drie zuurstofatomen.