De volgende citaten waren afkomstig uit de "Proloog" van "The Canterbury Tales" door Geoffrey Chaucer. Identificeer de persoon die spreekt of wordt beschreven.
Niemand had hem ooit achterstallig betrapt. baljuw
Hij was een gemakkelijke man in boetedoening Waar hij kon hopen om een fatsoenlijk bestaan te verdienen: Monnik
Hij had een heilig relikwie op zijn pet genaaid; Zijn portefeuille lag voor hem op zijn schoot, Er komen heel veel gratie uit Rome. Hij had dezelfde kleine stem die een geit heeft. handelaar in aflaten
Hij hield er niet van om tienden of vergoedingen te verdienen, Neen, hij gaf er de voorkeur aan zonder enige twijfel Geven aan de arme parochianen rondom Van zijn eigen goederen en Pasen-aanbod. Hij vond voldoende in kleine dingen. Dominee
Hij kon liedjes en gedichten maken en reciteren. Wist hoe te steekspelen en dansen, tekenen en schrijven. Hij hield zoveel van hem dat het licht werd tot het licht werd Hij sliep zo weinig als een nachtegaal. Schildknaap
Zijn neusgaten waren zo zwart als ze breed waren. Hij had een zwaard en een schild aan zijn zijde, Molenaar
Hij speelde graag zijn doedelzak op en neer En zo bracht hij ons de stad uit. Molenaar
Ze was zeker erg vermakelijk, Aangenaam en vriendelijk op haar manier, en gespannen Een hoffelijk soort genade vervalsen, Een statige peiling die bij haar past, Non
Een medaille van St. Christopher die hij droeg eigenerfde
Maar toch om hem eerst en als laatste recht te doen In de kerk was hij een nobele predikant. handelaar in aflaten
Zijn huis was nooit tekort aan vleespasteitjes, Van vis en vlees, en deze in dergelijke benodigdheden Het sneeuwde positief met vlees en drinken Franklin
Boven zijn oren, en hij zat bovenop Net als een priester vooraan; zijn benen waren mager, Als stokken waren ze, er was geen kalf te zien. baljuw
had haar zo geel als was, Soepel hangend als een vlas. In druppeltjes vielen zijn lokken achter zijn hoofd handelaar in aflaten
De oorzaak van elke kwaal die je hebt Hij wist het, en of het droog, koud, vochtig of heet was; Dokter
Ik zag dat zijn mouwen aan de hand waren versierd Met fijne grijze vacht, de beste in het land, En op zijn kap, om hem aan zijn kin vast te maken Hij had een gesmeed-gouden sluw gevormde pin; In de knoop van een geliefde leek het over te gaan. Monnik
Het beste van God houden met heel zijn hart en verstand En dan zijn buurman als zichzelf Ploeger
Dan schreeuwde en jabberde hij alsof hij gek was, En zou geen woord spreken behalve in het Latijn Toen hij dronken was, waren de tags waar hij in zat; dagvaarder
zijn paard was dunner dan een hark, En hij was niet te dik, neem ik aan. Oxford Cleric
Ze had vijf mannen gehad, allemaal bij de kerkdeur Afgezien van ander bedrijf in de jeugd; Vrouw van Bath
zo had ingesteld Zijn verstand om te werken, niemand wist dat hij schulden had Handelaar