Het Duitse werkwoord Lassen is een zeer nuttig onregelmatig (sterk) werkwoord met de basisbetekenis van "toestaan" of "laten". Maar het heeft veel andere betekenissen en wordt vaak gebruikt in het dagelijkse Duits.
Gemeenschappelijke werkwoordcombinaties
Het werkwoord Lassen komt ook voor in verschillende veel voorkomende verbale zinnen. Onder de nieuwe spellingsregels worden ze als twee woorden geschreven, hoewel de oude gecombineerde spelling nog steeds wordt geaccepteerd. Enkele voorbeelden: gevallen passagiers laten vallen, fahren lassen opgeven / opgeven (hoop), stehen lassen vertrekken (staand).
Hieronder onderzoeken we dit uiterst veelzijdige werkwoord, dat meer dan een dozijn verschillende betekenissen in het Engels (en Duits) kan hebben, afhankelijk van de context. Men kan echter zoveel betekenissen van verminderen Lassen in zeven basiscategorieën:
toe te staan / te laten
te krijgen / gedaan hebben
veroorzaken / maken
achterlaten)
een suggestie ("Laten we iets doen.")
stoppen / stoppen / stoppen (iets doen)
mogelijk zijn (reflexief, sich)
De verschillende specifieke betekenissen die hieronder worden vermeld, vallen over het algemeen in een van deze zeven hoofdcategorieën. Elke betekenis heeft een of meer Duitse synoniemen, samen met de Engelse betekenis.
Lassen (erlauben, zulassen)
Engelse betekenis: toe te staan, laat
Voorbeelden: Sie lässt ihren Hund auf dem Bett schlafen. (Ze laat haar hond op het bed slapen.) Das lasse ich mit mir nicht machen. (Ik zal daar niet voor staan / dat niet verdragen. Lit., "Dat sta ik niet toe.")
Lassen (veranlassen, help werkwoord, modaal werkwoord)
Engelse betekenis: te krijgen / gedaan hebben
Voorbeelden: Sie lassen sich scheiden. (Ze gaan scheiden.) Er hat sich die Haare schneiden lassen. (Hij kreeg een knipbeurt.) Lassen Sie Herrn Schmidt hereinkommen. (Stuur Mr. Schmidt alstublieft in.)
Lassen (vorschlagen)
Engelse betekenis: te laten (laat me, laten we)
Voorbeelden: Lass uns gehen. (Laten we gaan.) Lass ihn das machen. (Laat hem dat doen.)
Lassen (aufhören, unterlassen)
Engelse betekenis: stoppen, afzien van (iets doen)
Voorbeelden: Lassen Sie das! (Stop daarmee! Laat dat met rust!) Er konnte es einfach nicht lassen. (Hij kon het gewoon niet laten.) Sie kann das Rauchen nicht lassen. (Ze kan niet stoppen / stoppen met roken.)
Lassen (stehen lassen, zurücklassen)
Engelse betekenis: vertrekken (ergens sth)
Voorbeelden: Bitte lass den Koffer stehen. (Laat de koffer [staan] waar hij is.) Lassen Sie sie nicht draußen warten. (Laat ze niet buiten wachten.)
Lassen (übriglassen)
Engelse betekenis: vertrekken (achter, over)
Voorbeeld: Die Diebe haben ihnen nichts gelassen. (De dieven hebben ze opgeruimd / met niets achtergelaten.)
Lassen (nicht stören)
Engelse betekenis: om met rust te laten, in vrede te vertrekken
Voorbeelden: Hast du ihm Wasser in die Wanne gelassen? (Heb je zijn badwater laten lopen?) Draadloos boot Boot Wasser. (We zetten de boot uit / zetten de boot in het water.)
Lassen (zugestehen)
Engelse betekenis: toe te geven, toe te geven
Voorbeeld: Das muss ich dir lassen. (Ik zal je dat moeten schenken.)
Lassen (verlieren)
Engelse betekenis: verliezen
Voorbeeld: Er hat sein Leben dafür gelassen. (Daar heeft hij zijn leven voor neergelegd.)
Lassen (Möglich Sein, reflexieve)
Engelse betekenis: mogelijk te zijn
Voorbeelden: Hier lässt sich gut leben. (Men kan hier goed leven.) Das Fenster lässt sich nicht öffnen. (Het venster kan niet worden geopend. Het venster kan niet worden geopend.) Das lässt sich nicht leicht beweisen. (Dat zal niet gemakkelijk zijn om te bewijzen.)
Lassen (verursachen)
Engelse betekenis: veroorzaken, maken (sb do sth)
Voorbeeld: Die Explosion ließ ihn hochfahren. (De explosie deed hem springen.)
Idioom en uitdrukkingen met Lassen
blau anlaufen lassen temperen (metaal)
sich blicken lassen om je gezicht te laten zien
Einen Lassen om er een te knippen, laat je hem scheuren (grof)
die Kirche im Dorf lassen niet meeslepen, niet teveel doen ("de kerk in het dorp verlaten")
jdn im Stich lassen laat sb in de steek om de tas vast te houden
keine grauen Haare darüber wachsen lassen om geen slaap te verliezen over sth
kein gutes Haar an jdm / etw lassen om sb / sth uit elkaar te halen / aan stukken
Samengestelde werkwoorden op basis van Lassen
ablassen (sep.) uitlekken, leegmaken, eruit laten
anlassen (sep.) om te starten (motor), weg te gaan (kleding)
auslassen (sep.) weglaten, weglaten; ventileren, laten gaan
belassen (insep.) om te vertrekken (op zijn plaats), verlaat dat (dabei)
Entlassen (insep.) om te ontladen, te ontslaan, te ontslaan
überlassen (insep.) om over te dragen, draai naar
unterlassen (insep.) weglaten, niet doen, afzien van doen
verlassen (insep.) om te verlaten, achter te laten
zerlassen (insep.) om te smelten, op te lossen (koken)