De passé composé is de meest voorkomende Franse verleden tijd, vaak gebruikt in combinatie met het imperfecte. Het is uiterst belangrijk om het onderscheid tussen tijden in het verleden te begrijpen om ze correct te gebruiken en zo gebeurtenissen uit het verleden nauwkeurig uit te drukken. Voordat u ze kunt vergelijken, moet u er echter voor zorgen dat u elke tijd afzonderlijk begrijpt, omdat dit het een stuk eenvoudiger maakt om erachter te komen hoe ze samenwerken.
Over het algemeen beschrijft het imperfecte situaties uit het verleden, terwijl de passé composé vertelt specifieke gebeurtenissen. De passé composé kan elk van de onderstaande voorbeelden weergeven, die variëren van voltooide acties in het verleden tot acties die meerdere keren in het verleden zijn herhaald, en zelfs een reeks acties die in het verleden zijn voltooid.
Sommige acties zijn in het verleden gestart en voltooid, zoals deze voorbeelden laten zien.
Op andere momenten kan een actie in het verleden meerdere keren worden herhaald.
U kunt ook een reeks acties uitdrukken die in het verleden volledig zijn voltooid met de passé composé.
De passé composé heeft drie mogelijke Engelse equivalenten. Bijvoorbeeld, j'ai dansé kan betekenen:
De passé composé is een samengestelde vervoeging, wat betekent dat het uit twee delen bestaat:
Zoals alle samengestelde vervoegingen, de passé composé kan onderworpen zijn aan grammaticale overeenstemming:
Zoals opgemerkt, in het Frans, de passé composé bestaat uit twee delen. Zoals de tabellen laten zien, is het eerste deel de tegenwoordige tijd van het werkwoord avoir of être. Het tweede deel heet het participe passé (voltooid deelwoord).
Studenten Frans moeten proberen de fout te vermijden door werkwoorden te verwarren avoir en être als een hulpwerkwoord in de verleden tijd omdat "het kan leiden tot een aantal ongemakkelijke momenten in een gesprek." In dat verband kan het handig zijn om de vervoegingen in de tabel te leren kennen.
j' | ai aimé | nous | avons aimé |
tu | als aimé | vous | avez aimé |
il elle | een aimé | ils elles | ont aimé |
je | suis devenu (e) | nous | sommes devenu (e) s |
tu | es devenu (e) | vous | êtes devenu (e) (s) |
il | est devenu | ils | sont devenus |
elle | est opbrengst | elles | niet verdienen |
je | me suis lavé (e) | nous | nous sommes lavé (e) s |
tu | t'es lavé (e) | vous | vous êtes lavé (e) (s) |
il | s'est lavé | ils | se sont lavés |
elle | s'est lavée | elles | se sont lavées |