De Fransen passé mierérieur ("anterior past") is het literaire en historische equivalent van het verleden perfect (in het Frans, het plus-que-parfait). Het wordt gebruikt in literatuur, journalistiek en historische verslagen, voor verhalen en om een actie in het verleden aan te geven die plaatsvond vóór een andere actie in het verleden.
Omdat het een literaire tijd is, hoef je niet te oefenen om het te vervoegen, maar het is belangrijk dat je het kunt herkennen.
Le passé antérieur is een van de vijf literaire tijden in het Frans. Ze zijn vrijwel verdwenen uit de gesproken taal tenzij de spreker erudiet wil klinken, en zijn dus in de eerste plaats gedegradeerd naar geschreven tekst. Alle vijf Franse literaire tijden omvatten:
Het Franse anterieure verleden is een samengestelde vervoeging, wat betekent dat het uit twee delen bestaat:
Het hulpwerkwoord wordt vervoegd alsof het in de passé eenvoudig (aka preterite), dat ishet literaire en historische equivalent van de passé composé.
Zoals alle Franse samengestelde vervoegingen, kan de voorafgaande anterieure onderworpen zijn aan grammaticale overeenstemming:
Het Franse anterieure verleden komt vaak voor in ondergeschikte clausules en wordt geïntroduceerd door een van deze conjuncties: après que, aussitôt que, dès que, lorsque, of quand. In dit geval staat de hoofdzin in de passé eenvoudig. Het Engelse equivalent is meestal maar niet altijd "had" en een voltooid deelwoord.
In alledaagse spraak wordt het literaire verleden vóór meestal vervangen door een alledaagse tijd of stemming: ofwel de perfectie (voor gewone acties), het verleden infinitief, of het perfecte deelwoord.
AIMER (hulpwerkwoord is avoir) | |
j' | eus aimé |
nous | eûmes aimé |
tu | eus aimé |
vous | eûtes aimé |
il, elle | eut aimé |
ils, elles | eurent aimé |
DEVENIR (hulpwerkwoord is être) | |
je | fus devenu (e) |
nous | fûmes devenu (e) s |
tu | fus devenu (e) |
vous | fûtes devenu (e) (s) |
il | fut devenu |
ils | furente devenus |
elle | fut devenue |
elles | heftige inkomsten |
ZO LAVER (voornaamwoordelijk werkwoord) | |
je | me fus lavé (e) |
nous | nous fûmes lavé (e) s |
tu | te fus lavé (e) |
vous | vous fûtes lavé (e) (s) |
il | se fut lavé |
ils | se furent lavés |
elle | se fut lavée |
elles | se furent lavées |