De belangrijkste citaten uit 'Oliver Twist' van Charles Dickens

De tweede roman van Charles Dickens, "Oliver Twist", is het verhaal van een wees die opgroeit onder criminelen in Londen, Engeland. Het boek, een van de populairste werken van Dickens, staat bekend om zijn harde weergave van armoede, kinderarbeid en het leven in de sloppenwijken van Londen in het midden van de 19e eeuw.

Armoede

"Oliver Twist" werd gepubliceerd in een tijd waarin veel landgenoten van Dickens in grote armoede leefden. De meest ongelukkige werden naar werkhuizen gestuurd, waar ze voedsel en onderdak ontvingen in ruil voor hun arbeid. De hoofdrolspeler van de roman van Dickens komt als kind in zo'n werkhuis terecht. Om zijn pap te verdienen, besteedt Oliver zijn dagen aan het plukken van oakum.

"Alstublieft, mijnheer, ik wil wat meer." (Oliver, hoofdstuk 2)
"Oliver Twist heeft om meer gevraagd!" (Mr. Bumble, hoofdstuk 2)
"Ik heb veel honger en ben moe ... Ik heb een lange weg afgelegd. Ik heb deze zeven dagen gelopen." (Oliver, hoofdstuk 8)
"Somber, donker en doordringend koud, het was een nacht voor de goed gehuisveste en gevoede om rond het heldere vuur te trekken, en God zij dank waren zij thuis; en voor de dakloze hongerige ellende om hem neer te leggen en te sterven. Veel honger -versleten buitenbeentjes sluiten hun ogen in onze kale straten op die momenten, die hun misdaden hebben laten doen wat ze kunnen, ze nauwelijks kunnen openen in een meer bittere wereld. ' (Hoofdstuk 23)

Menselijke natuur

Dickens werd niet alleen bewonderd als een romanschrijver, maar ook als een sociale criticus, en in "Oliver Twist", gebruikt hij zijn scherpe blik om de zwakheden van de menselijke natuur te ontleden. Het sociale canvas van de roman, dat de arme onderklasse van Londen omvat en het strafrechtsysteem dat is ontworpen om het te bevatten, stelt Dickens in staat om te onderzoeken wat er gebeurt als mensen worden gereduceerd tot de meest basale omstandigheden.

"De arts leek vooral verontrust te zijn door het feit dat de overval onverwacht was en probeerde 's nachts; alsof het de vaste gewoonte van heren was om op het middaguur zaken af ​​te handelen en een afspraak te maken, door de twopenny-post, een dag of twee eerder. " (Hoofdstuk 7)
"Hoewel Oliver was opgevoed door filosofen, was hij theoretisch niet bekend met het mooie axioma dat zelfbehoud de eerste natuurwet is." (Hoofdstuk 10)
"Er is een passie voor het jagen op iets diep geïmplanteerd in de menselijke borst." (Hoofdstuk 10)
"Maar de dood, branden en inbraak maken alle mannen gelijk." (Hoofdstuk 28)
"Dat is de invloed die de toestand van onze eigen gedachten, zelfs op het uiterlijk van externe objecten, uitoefent. Mensen die naar de natuur en hun medemensen kijken en roepen dat alles donker en somber is, hebben gelijk; maar de sombere kleuren zijn reflecties van hun eigen geelzuchtige ogen en harten. De echte tinten zijn delicaat en hebben een duidelijker zicht nodig. " (Hoofdstuk 33)
"Oh! De spanning: de angstige, acute spanning van het nutteloos staan ​​terwijl het leven van iemand waar we heel veel van houden, in balans is; de pijnlijke gedachten die zich op de geest bevinden en het hart gewelddadig laten kloppen, en de ademhaling komt dik, door de kracht van de beelden roepen ze ervoor op, de wanhopige angst om iets te doen om de pijn te verlichten, of het gevaar te verminderen, dat we niet kunnen verlichten; het zinken van ziel en geest, die de droevige herinnering aan onze hulpeloosheid voortbrengt; welke martelingen kunnen deze evenaren; welke weerspiegelingen van inspanningen kunnen ze, in de volle vloed en koorts van die tijd, bedaren! "(hoofdstuk 33)

Maatschappij en klasse

Als het verhaal van een arme wees en, meer in het algemeen, de onderdrukte, is "Oliver Twist" gevuld met Dickens 'gedachten over de rol van klasse in de Engelse samenleving. De auteur is zeer kritisch over de instellingen die de hogere klassen beschermen en de armen laten verhongeren en sterven. In het hele boek roept Dickens vragen op over hoe de samenleving zich organiseert en hoe het met zijn slechtste leden omgaat.

"Waarom iedereen hem genoeg laat, wat dat betreft. Noch zijn vader, noch zijn moeder zal zich ooit met hem bemoeien. Al zijn relaties laten hem vrij goed zijn eigen gang." (Noach, hoofdstuk 5)