Oude ambachtslieden voorzagen het oude Griekenland en Rome van goederen die niet gemakkelijk in het gemiddelde huis werden gemaakt. Onder de oude ambachtslieden van de Grieken noemt Homer bouwers, timmerlieden, arbeiders in leer en metaal en pottenbakkers. In de hervormingen van de tweede koning van het oude Rome zegt Plutarch dat Numa de ambachtslieden in 9 gilden verdeelde (collegia opificum), waarvan de laatste een catch-all categorie was. De anderen waren:
In de loop van de tijd vermenigvuldigden de verschillende soorten ambachtslieden zich. Handelaren werden rijk en verkochten het handwerk van de oude ambachtslieden, maar in zowel Griekenland als Rome werden de oude ambachtslieden vaak laag gewaardeerd. Er kunnen veel redenen hiervoor zijn geweest, waaronder het feit dat veel oude ambachtslieden slaven waren.
Bron: Oskar Seyffert's Woordenboek van klassieke oudheid.