'The Bell Jar' Citaten

The Bell Jar is een beroemde autobiografische roman van Sylvia Plath, hoewel het eerst werd gepubliceerd onder het pseudoniem Victoria Lucas. De roman is verbannen en uitgedaagd omdat het te maken heeft met psychische aandoeningen, zelfmoord en de vrouwelijke ervaring. Sommigen beweren dat studenten misschien geïnspireerd zijn om zelfmoord te plegen na het lezen over de strijd van Esther Greenwood met psychische aandoeningen, maar deze beweringen zijn ongegrond. Hier zijn enkele citaten uit The Bell Jar.

'Doreen heeft me meteen uitgekozen. Ze gaf me het gevoel dat ik zo veel scherper was dan de anderen, en ze was echt ontzettend grappig. Ze zat naast me aan de vergadertafel en toen de bezoekende beroemdheden aan het praten waren, had ze fluister geestige sarcastische opmerkingen tegen mij. "
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 1
"Er is iets demoraliserend aan het kijken hoe twee mensen steeds meer gek op elkaar worden, vooral als je de extra persoon in de kamer bent."
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 2
"Nadat Doreen was vertrokken, vroeg ik me af waarom ik niet meer de hele weg kon doen wat ik zou moeten doen. Dit maakte me verdrietig en moe. Toen vroeg ik me af waarom ik niet de hele weg kon doen wat ik niet zou moeten doen, de zoals Doreen deed, en dit maakte me nog droeviger en meer moe. "
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 3
"De ziekte rolde in grote golven door me heen. Na elke golf vervaagde het en liet me slap achter als een nat blad en rilde overal en dan voelde ik het weer in me opkomen, en de glinsterende witte martelkamer tegels onder mijn voeten en boven mijn hoofd en alle vier de zijden sloten zich in elkaar en duwden me in stukken. "
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 4
"Ik haat het om geld uit te geven voor wat ik net zo gemakkelijk zelf zou kunnen doen, het maakt me nerveus."
- Sylvia Plath, The Bell Jar, hoofdstuk 5
"Buddy kuste me opnieuw voor de trappen van het huis, en de volgende herfst, toen zijn studiebeurs naar de medische school doorkwam, ging ik daarheen om hem te zien in plaats van naar Yale en daar ontdekte ik dat hij me allemaal voor de gek had gehouden jaar en wat een huichelaar was hij. "
- Sylvia Plath, The Bell Jar, hoofdstuk 5
"Wat een man wil is een pijl in de toekomst en wat een vrouw is, is de plaats waar de pijl vandaan schiet."
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 6
"Ze was een dikke vrouw van middelbare leeftijd met geverfd rood haar en verdacht dikke lippen en rattenkleurige huid en ze zou het licht niet eens uitdoen, dus hij had haar onder een vlieg-gevlekte vijfentwintig watt lamp gehad , en het was helemaal niet alsof het kapot was. Het was zo saai als naar het toilet gaan. "
- Sylvia Plath, The Bell Jar, hoofdstuk 7
"Dus ik begon te denken dat het misschien waar was dat wanneer je getrouwd was en kinderen had, het was alsof je gehersenspoeld werd, en daarna ging je zo gevoelloos als een slaaf in een totalitaire staat."
- Sylvia Plath, The Bell Jar, hoofdstuk 7
"Als neuroticum twee elkaar uitsluitende dingen tegelijkertijd wil, dan ben ik neurotisch als de hel. Ik vlieg de rest van mijn dagen heen en weer tussen het ene elkaar uitsluitende ding en het andere."
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 8
"Ik voelde mijn longen opblazen met de stormloop van landschap-lucht, bergen, bomen, mensen. Ik dacht: 'Dit is wat het is om gelukkig te zijn.'"
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 8
"Laat ons zien hoe blij je bent om een ​​gedicht te schrijven."
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 9
"Ik had besloten dat ik de roman zou uitstellen totdat ik naar Europa was gegaan en een minnaar had gehad."
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 10
"Maar toen ik mijn pen opnam, maakte mijn hand grote, schokkerige letters zoals die van een kind, en de lijnen liepen bijna diagonaal van links naar rechts over de pagina, alsof het touwtjes op het papier lagen, en iemand was meegekomen en ze scheef geblazen. "
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 11
"Er was een uniformiteit, alsof ze lang op een plank hadden gelegen, uit het zonlicht, onder het zeven van bleek, fijn stof."
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 12
"Ik ben ik ben ik ben."
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 13
"Ik klim naar mijn vrijheid, vrijheid van angst, vrijheid van het trouwen met de verkeerde persoon, zoals Buddy Willard, alleen vanwege seks, vrijheid van de Florence Crittenden Homes waar alle arme meisjes gaan die uitgerust hadden moeten worden zoals ik, omdat wat ze deden, zouden ze toch doen ... "
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 18
'De stolp hing hangend een paar voet boven mijn hoofd. Ik stond open voor de circulerende lucht.'
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 18
"Dokter Nolan zei, heel bot, dat veel mensen me behoedzaam zouden behandelen, of zelfs zouden vermijden, als een melaatse met een waarschuwingsbel. Mijn moeders gezicht dreef in gedachten, een bleke verwijtende maan, bij haar laatste en eerste bezoek aan het asiel sinds mijn twintigste verjaardag. Een dochter in een asiel! Dat had ik haar aangedaan. '
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 20
"Er zou een zwarte, zes-voet-diepe kloof achter in de harde grond zijn. Die schaduw zou deze schaduw trouwen, en de eigenaardige gelige grond van onze plaats verzegelt de wond in het wit, en nog een andere sneeuwval wist de nieuwheid in Joan graf."
- Sylvia Plath, The Bell Jar, Hoofdstuk 20
"Er zou, dacht ik, een ritueel moeten zijn voor twee keer patchen geboren, gecoverd en goedgekeurd voor de weg."
- Sylvia Plath, The Bell Jar