Patroons en klanten in de Romeinse samenleving

De mensen van het oude Rome waren verdeeld in twee klassen: rijke, aristocratische patriciërs en armere burgers genaamd plebians. Patriciërs, of hogere klasse Romeinen, waren beschermheren voor plebian-klanten. De opdrachtgevers boden vele soorten ondersteuning aan hun klanten die op hun beurt diensten en loyaliteit aan hun opdrachtgevers verleenden.

Het aantal klanten en soms de status van klanten verleende aanzien aan de beschermheer. De cliënt was zijn stem verschuldigd aan de beschermheer. De beschermheer beschermde de cliënt en zijn gezin, gaf juridisch advies en hielp de cliënten financieel of op andere manieren.

Dit systeem was volgens de historicus Livius gemaakt door Rome's (mogelijk mythische) oprichter, Romulus.

Regels van beschermheerschap

Patronage was niet alleen een kwestie van het uitkiezen van een individu en hem geld geven om zichzelf te onderhouden. In plaats daarvan waren er formele regels met betrekking tot patronage. Hoewel de regels in de loop der jaren zijn veranderd, geven de volgende voorbeelden een idee van hoe het systeem werkte:

  • Een beschermheer zou een eigen beschermheer kunnen hebben; daarom kon een klant zijn eigen klanten hebben, maar toen twee vooraanstaande Romeinen een relatie van wederzijds voordeel hadden, zouden ze waarschijnlijk het label kiezen amicus ('vriend') om de relatie sindsdien te beschrijven amicus impliceerde geen stratificatie.
  • Sommige klanten waren lid van de Plebian-klasse maar waren nooit slaven geweest. Anderen waren bevrijde slaven. Terwijl vrijgeboren plebes hun patroon konden kiezen of veranderen, werden bevrijde slaven genaamd liberti of freedmen automatisch klanten van hun voormalige eigenaars en waren ze verplicht om voor hen te werken in een bepaalde hoedanigheid.
  • Elke ochtend bij het ochtendgloren moesten klanten hun klanten begroeten met een begroeting genaamd salutatio. Deze begroeting kan ook gepaard gaan met verzoeken om hulp of gunsten. Als gevolg hiervan werden klanten soms gebeld salutatores.
  • Van klanten werd verwacht dat zij hun klanten in alle aangelegenheden, persoonlijk en politiek, ondersteunen. Hierdoor kon een rijkere gebruiker rekenen op de stemmen van zijn vele klanten. Ondertussen werd echter van klanten verwacht dat ze een scala aan goederen en diensten zouden bieden, waaronder voedsel (dat vaak werd verhandeld voor contant geld) en juridisch adviseurs.
  • Er was ook beschermheerschap in de kunst, waar een beschermheer de middelen bood om de kunstenaar in staat te stellen comfortabel te creëren. Het kunstwerk of boek zou aan de beschermheer worden opgedragen.

Resultaten van het beschermheerschap

Het idee van klant / patroon-relaties had belangrijke implicaties voor het latere Romeinse rijk en zelfs de middeleeuwse samenleving. Terwijl Rome zich uitbreidde door de Republiek en het Rijk, nam het kleinere staten over die zijn eigen gewoonten en rechtsregels hadden. In plaats van te proberen de leiders en regeringen van de staten te verwijderen en te vervangen door Romeinse heersers, creëerde Rome 'klantstaten'. Leiders van deze staten waren minder machtig dan Romeinse leiders en moesten zich als hun beschermstaat tot Rome wenden.

Het concept van klanten en opdrachtgevers leefde voort in de middeleeuwen. Heersers van kleine stad / staten fungeerden als beschermheren voor armere horigen. De horigen claimden bescherming en steun van de hogere klassen, die op hun beurt van hun horigen nodig hadden om voedsel te produceren, diensten te verlenen en als loyale aanhangers te handelen.