Een sleutel tot het snel uitbreiden van je Spaanse vocabulaire, vooral als je de taal nog niet kent, is het leren herkennen van de woordpatronen die je in veel Engels-Spaanse cognaten tegenkomt. In zekere zin zijn Engels en Spaans neven en nichten, omdat ze een gemeenschappelijke voorouder hebben, bekend als Indo-Europees. En soms lijken Engels en Spaans zelfs nog dichterbij dan neven, omdat Engels veel woorden heeft overgenomen van het Frans, een zustertaal voor het Spaans.
Houd er bij het leren van de volgende woordpatronen rekening mee dat in sommige gevallen de betekenis van de woorden door de eeuwen heen is veranderd. Soms kunnen de Engelse en Spaanse betekenissen elkaar overlappen; bijvoorbeeld terwijl een discusión in het Spaans kan verwijzen naar een discussie, het verwijst vaak naar een argument. Maar een argumento in het Spaans kan verwijzen naar de plot van het verhaal. Woorden die in de twee talen gelijk of vergelijkbaar zijn, maar een verschillende betekenis hebben, worden valse vrienden genoemd.
Terwijl je Spaans leert, zijn hier enkele van de meest voorkomende patronen van overeenkomst die je tegenkomt:
Woorden die eindigen op "-ty" in het Engels eindigen vaak op -pa in het Spaans:
Namen van beroepen die eindigen op "-ist" in het Engels hebben soms een Spaans equivalent dat eindigt op -ista (hoewel ook andere uitgangen worden gebruikt):
Namen van vakgebieden die eindigen op "-ologie" hebben vaak een Spaanse verwante eindigend op -ología:
Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op "-ous" kunnen een Spaans equivalent hebben dat eindigt op -oso:
Woorden die eindigen op -cy hebben vaak een equivalent eindigend op -cia:
Engelse woorden die eindigen op "-ism" hebben vaak een equivalent einde op -Ismo: