Atomen zijn de kleinste materie die niet chemisch kan worden afgebroken. Moleculen zijn groepen van twee of meer atomen die chemisch zijn gebonden. Ionen zijn atomen of moleculen die een of meer van hun valentie-elektronen hebben gewonnen of verloren en daarom een netto positieve of negatieve lading hebben.
Een atoom kan een ion zijn, maar niet alle ionen zijn atomen. Er zijn duidelijke verschillen tussen een atoom en een ion.
Een atoom is de kleinst mogelijke eenheid van een element. Atomen worden beschouwd als de fundamentele bouwstenen van materie omdat ze door geen enkel chemisch proces in kleinere deeltjes kunnen worden verdeeld. Atomen worden beschouwd als de fundamentele bouwstenen van materie omdat ze door geen enkel chemisch proces in kleinere deeltjes kunnen worden verdeeld.
Een atoom bestaat uit drie soorten subatomaire deeltjes: neutronen, protonen en elektronen. Neutronen en protonen bevinden zich beide in de kern van het atoom; neutronen zijn neutraal geladen deeltjes en protonen zijn positief geladen deeltjes. Elektronen zijn negatief geladen deeltjes die in een baan om de kern van het atoom draaien. Hun opstelling en beweging vormen de basis voor veel van de chemische eigenschappen van het element.
Aan elk type atoom wordt een atoomnummer toegewezen dat het aantal protonen in het atoom aangeeft. Normaal gesproken heeft een atoom hetzelfde aantal positieve deeltjes (protonen) en negatieve deeltjes (elektronen). Het aantal protonen is dus identiek aan het aantal elektronen en beide zijn identiek aan het atoomnummer.
Ionen zijn atomen met extra elektronen of ontbrekende elektronen. Wanneer de buitenste baan van een atoom elektronen wint of verliest (ook bekend als valentie-elektronen), vormt het atoom een ion. Een ion met meer protonen dan elektronen draagt een netto positieve lading en wordt een kation genoemd. Een ion met meer elektronen dan protonen draagt een netto negatieve lading en wordt een anion genoemd. Het aantal neutronen speelt geen rol, omdat ze elektrisch neutraal zijn. Het veranderen van het aantal neutronen bepaalt de isotoop.
Ionen worden vaak in de natuur gevormd wanneer statische elektriciteit elektronen wegtrekt van atomen. Wanneer u een elektrische schok ervaart nadat u een deurknop hebt aangeraakt, heeft u een stroom elektronen vrijgemaakt, waardoor ionen worden gevormd.
Naast dat ze positief of negatief geladen zijn, kunnen ionen zich snel binden met ionen met de tegenovergestelde lading. Sommige veel voorkomende verbindingen bestaan bijna volledig uit chemisch gebonden ionen. Zout bestaat bijvoorbeeld uit een herhalende reeks chloride-anionen en natriumkationen.
Andere voorbeelden van belangrijke ionen omvatten elektrolyten, zoals chloride-, kalium-, magnesium- en calciumionen die essentieel zijn voor de gezondheid. Elektrolyten in sportdranken helpen het lichaam te hydrateren. Kaliumionen helpen bij het reguleren van hart- en spierfuncties. Calcium is van cruciaal belang voor botgroei en herstel, en het speelt ook een rol bij het ondersteunen van zenuwimpulsen en bloedstolling.