De principes die erfelijkheid beheersen werden ontdekt door een monnik genaamd Gregor Mendel in de jaren 1860. Een van deze principes, nu Mendel's Segregation Law genoemd, stelt dat allelparen scheiden of scheiden tijdens gametevorming en zich willekeurig verenigen bij bevruchting.
Er zijn vier hoofdconcepten gerelateerd aan dit principe:
Het gen voor zaadkleur in erwtplanten bestaat bijvoorbeeld in twee vormen. Er is één vorm of allel voor gele zaadkleur (Y) en een andere voor groene zaadkleur (y). In dit voorbeeld is het allel voor gele zaadkleur dominant en is het allel voor groene zaadkleur recessief. Wanneer de allelen van een paar verschillend zijn (heterozygoot), wordt de dominante alleleigenschap uitgedrukt en wordt de recessieve alleleigenschap gemaskeerd. Zaden met het genotype van (YY) of (Yy) zijn geel, terwijl zaden die (yy) groen zijn.
Mendel formuleerde de wet van segregatie als resultaat van het uitvoeren van monohybride kruisexperimenten op planten. De specifieke eigenschappen die hij bestudeerde, vertoonden volledige dominantie. In volledige dominantie is het ene fenotype dominant en het andere is recessief. Niet alle soorten genetische erfenis vertonen echter totale dominantie.
In onvolledige dominantie is geen van beide allel volledig dominant over de ander. Bij dit type intermediaire overerving vertonen de resulterende nakomelingen een fenotype dat een mengsel is van beide ouderfenotypes. Onvolledige dominantie wordt gezien in leeuwebekplanten. Bestuiving tussen een plant met rode bloemen en een met witte bloemen produceert een plant met roze bloemen.
In codominantie-relaties worden beide allelen voor een eigenschap volledig tot uitdrukking gebracht. Codominance wordt getoond in tulpen. Bestuiving die optreedt tussen rode en witte tulpenplanten kan resulteren in een plant met bloemen die zowel rood als wit zijn. Sommige mensen raken in de war over de verschillen tussen onvolledige dominantie en codominantie.