Programmeren is een creatief proces dat een computer instrueert over het uitvoeren van een taak. Hollywood heeft geholpen een beeld van programmeurs bij te brengen als uber-techneuten die achter een computer kunnen zitten en elk wachtwoord in seconden kunnen verbreken. De realiteit is veel minder interessant.
Computers doen wat hen wordt gezegd en hun instructies komen in de vorm van programma's die door mensen zijn geschreven. Veel deskundige computerprogrammeurs schrijven broncode die door mensen kan worden gelezen, maar niet door computers. In veel gevallen wordt die broncode samengesteld om de broncode te vertalen in machinecode, die door computers kan worden gelezen, maar niet door mensen. Deze gecompileerde computer programmeertalen omvatten:
Sommige programmering hoeft niet apart te worden gecompileerd. Het is eerder samengesteld uit een just-in-time proces op de computer waarvoor het wordt uitgevoerd. Deze programma's worden geïnterpreteerde programma's genoemd. Populaire geïnterpreteerde computer programmeertalen zijn onder meer:
Programmeertalen vereisen elk kennis van hun regels en vocabulaire. Het leren van een nieuwe programmeertaal is vergelijkbaar met het leren van een nieuwe gesproken taal.
Fundamenteel programma's manipuleren getallen en tekst. Dit zijn de bouwstenen van alle programma's. Met programmeertalen kunt u ze op verschillende manieren gebruiken door cijfers en tekst te gebruiken en gegevens op schijf op te slaan voor later gebruik.
Deze getallen en tekst worden variabelen genoemd en kunnen afzonderlijk of in gestructureerde collecties worden verwerkt. In C ++ kan een variabele worden gebruikt om getallen te tellen. Een struct-variabele in code kan salarisgegevens bevatten voor een werknemer zoals:
Een database kan miljoenen van deze records bevatten en ze snel ophalen.
Elke computer heeft een besturingssysteem, dat zelf een programma is. De programma's die op die computer worden uitgevoerd, moeten compatibel zijn met het besturingssysteem. Populaire besturingssystemen zijn onder meer:
Vóór Java moesten programma's voor elk besturingssysteem worden aangepast. Een programma dat op een Linux-computer werd uitgevoerd, kon niet op een Windows-computer of een Mac worden uitgevoerd. Met Java is het mogelijk om een programma eenmaal te schrijven en het vervolgens overal uit te voeren, omdat het is gecompileerd naar een gemeenschappelijke code genaamd bytecode, die vervolgens wordt geïnterpreteerd. Elk besturingssysteem heeft een Java-interpreter geschreven en weet bytecode te interpreteren.
Veel computerprogrammering vindt plaats om bestaande applicaties en besturingssystemen bij te werken. Programma's maken gebruik van functies van het besturingssysteem en wanneer die veranderen, moeten de programma's veranderen.
Veel programmeurs schrijven software als een creatieve uitlaatklep. Het web staat vol met websites met broncode ontwikkeld door amateur-programmeurs die het voor de lol doen en die hun code graag delen. Linux begon op deze manier toen Linus Torvalds de code die hij had geschreven deelde.
De intellectuele inspanning bij het schrijven van een middelgroot programma is vergelijkbaar met het schrijven van een boek, behalve dat u nooit een boek hoeft te debuggen. Computerprogrammeurs vinden het leuk om nieuwe manieren te vinden om iets te laten gebeuren of om een bijzonder netelig probleem op te lossen.