Temperatuur is de eigenschap van materie die de hoeveelheid energie van beweging van de componentdeeltjes weerspiegelt. Het is een vergelijkende maat voor hoe warm of koud een materiaal is. De koudste theoretische temperatuur wordt absoluut nul genoemd. Het is de temperatuur waarbij de thermische beweging van deeltjes minimaal is (niet hetzelfde als bewegingloos). Absolute nul is 0 K op de Kelvin-schaal, −273.15 C op de Celsius-schaal en −459.67 F op de Fahrenheit-schaal.
Het instrument dat wordt gebruikt om de temperatuur te meten is een thermometer. De temperatuureenheid van het International System of Units (SI) is de Kelvin (K), hoewel andere temperatuurschalen vaker worden gebruikt voor dagelijkse situaties.
De temperatuur kan worden beschreven met behulp van de Zeroth-wet van de thermodynamica en de kinetische theorie van gassen.
Er zijn verschillende schalen die worden gebruikt om de temperatuur te meten. Drie van de meest voorkomende zijn Kelvin, Celsius en Fahrenheit. Temperatuurschalen kunnen relatief of absoluut zijn. Een relatieve schaal is gebaseerd op het kinetische gedrag ten opzichte van een bepaald materiaal. Relatieve schalen zijn graden schalen. Zowel de Celsius- als de Fahrenheit-schalen zijn relatieve schalen op basis van het vriespunt (of drievoudige punt) van water en het kookpunt, maar de grootte van hun graden verschilt van elkaar. De Kelvin-schaal is een absolute schaal, die geen graden heeft. De Kelvin-schaal is gebaseerd op thermodynamica en niet op de eigenschap van enig specifiek materiaal. De Rankineschaal is een andere absolute temperatuurschaal.