Scythen - een Griekse benaming - waren een oude groep mensen uit Centraal-Eurazië die zich onderscheidden van anderen in het gebied door hun gebruiken en hun contact met hun buren. Er schijnen verschillende groepen Scythen te zijn geweest, die bij de Perzen bekend stonden als Sakas. We weten niet waar elke groep woonde, maar ze woonden in het gebied van de Donau tot Mongolië in de oost-westelijke dimensie en zuidwaarts naar het Iraanse plateau.
Nomadisch, Indo-Iraans (een term die ook inwoners van het Iraanse plateau en de Indus-vallei omvat [bijv. Perzen en Indiërs]) ruiters, boogschutters en herders, afgebeeld met puntmutsen en broeken, de Scythen woonden in de steppen ten noordoosten van de Zwarte Zee, van de 7e tot de 3e eeuw voor Christus.
Scythia verwijst ook naar een regio uit Oekraïne en Rusland (waar archeologen Scythische grafheuvels hebben gevonden) in Centraal-Azië.
De Scythen zijn nauw verbonden met paarden (en de Hunnen). [De 21e-eeuwse film Attila toonde een uitgehongerde jongen die het bloed van zijn paard dronk om in leven te blijven. Hoezeer dit Hollywood-licentie ook is, het brengt de essentiële overlevingsband tussen de steppenomaden en hun paarden over.]
Herodotus IV.6 somt de 4 stammen van de Scythen op:
Uit Leipoxais ontstonden de Scythen van het ras genaamd Auchatae;
van Arpoxais, de middelste broer, die bekend staan als de Catiari en Traspians;
van Colaxais, de jongste, de Royal Scythians of Paralatae.
Alles bij elkaar worden ze genoemd Scoloti, naar een van hun koningen: de Grieken noemen ze echter Scythen.
De Scythen zijn ook onderverdeeld in:
De Scythiërs zijn verbonden met een verscheidenheid aan gebruiken die moderne mensen interesseren, waaronder het gebruik van hallucinogene drugs, fantastische gouden schatten en kannibalisme [zie kannibalisme in oude mythe]. Ze zijn populair geweest als de nobele wilde uit de 4e eeuw voor Christus. Oude schrijvers lofden de Scythen als deugdzamer, winterhard en kuis dan hun beschaafde tijdgenoten.