Expressies zijn essentiële bouwstenen van elk Java-programma, meestal gemaakt om een nieuwe waarde te produceren, hoewel soms een expressie een waarde toekent aan een variabele. Expressies worden gebouwd met behulp van waarden, variabelen, operatoren en methodeaanroepen.
Wat de syntaxis van de Java-taal betreft, lijkt een uitdrukking op een clausule in de Engelse taal die een specifieke betekenis weergeeft. Met de juiste interpunctie kan het soms op zichzelf staan, hoewel het ook een deel van een zin kan zijn. Sommige uitdrukkingen zijn gelijk aan verklaringen zelf (door een puntkomma aan het einde toe te voegen), maar meestal vormen ze een deel van een verklaring.
Bijvoorbeeld,
(a * 2)is een uitdrukking.
b + (a * 2);is een verklaring. Je zou kunnen zeggen dat de uitdrukking een clausule is en de verklaring de volledige zin, omdat deze de volledige uitvoeringseenheid vormt.
Een instructie hoeft echter niet meerdere uitdrukkingen te bevatten. U kunt een eenvoudige uitdrukking in een verklaring veranderen door een puntkomma toe te voegen:
(a * 2);
Hoewel een uitdrukking vaak een resultaat oplevert, is dit niet altijd het geval. Er zijn drie soorten expressies in Java:
(1 + 1)
(v = 10)
Hier zijn enkele voorbeelden van verschillende soorten expressies.
Uitdrukkingen die een waarde produceren
Uitdrukkingen die een waarde produceren, gebruiken een breed scala aan Java-reken-, vergelijkings- of voorwaardelijke operatoren. Rekenkundige operatoren omvatten bijvoorbeeld +, *, /, ++ en%. Sommige voorwaardelijke operatoren zijn?, ||, en de vergelijkingsoperatoren zijn <, . See the Java specification for a complete list.
Deze uitdrukkingen hebben een waarde:
3/2
5% 3
pi + (10 * 2)
Let op de haakjes in de laatste uitdrukking. Hiermee wordt Java eerst verplicht de waarde van de uitdrukking tussen haakjes te berekenen (net als de rekenkunde die u op school hebt geleerd) en vervolgens de rest van de berekening te voltooien.
Uitdrukkingen die een variabele toewijzen