Insecten zoals alle wezens hebben voorkeuren in wat ze graag eten. Gele jassen bijvoorbeeld, voelen zich erg aangetrokken tot snoep, terwijl muggen zich erg aangetrokken voelen tot mensen. Omdat sommige insecten zeer specifieke planten of prooien eten, moeten ze een manier hebben om de ene smaak van de andere te onderscheiden. Hoewel insecten geen tongen hebben zoals mensen, kunnen ze, wanneer ze een vaste stof of vloeistof inslikken, voelen dat het chemische samenstelling is. Dit vermogen om chemicaliën te voelen, is wat een reukzin van insecten maakt.
Het vermogen van een insect om te proeven werkt op vrijwel dezelfde manier als het kan ruiken. Speciale chemoreceptoren in het zenuwstelsel van het insect vangen chemische moleculen op. De chemische moleculen worden vervolgens verplaatst en in contact gebracht met een dendriet, een vertakkingsprojectie van een neuron. Wanneer het chemische molecuul in contact komt met een neuron, veroorzaakt het een depolarisatie van het neuronmembraan. Dit creëert een elektrische impuls die door het zenuwstelsel kan reizen. De insectenhersenen kunnen vervolgens de spieren aansturen om passende actie te ondernemen, zoals het uitbreiden van een proboscis en het drinken van nectar, bijvoorbeeld.
Hoewel insecten de smaak en geur waarschijnlijk niet op dezelfde manier ervaren als mensen, reageren ze wel op de chemicaliën waarmee ze omgaan. Op basis van het insectengedrag hebben onderzoekers er alle vertrouwen in dat insecten wel ruiken en smaken. Op dezelfde manier waarop de menselijke zintuigen van geur en smaak zijn verbonden, zijn insecten dat ook. Het echte verschil tussen het reuk- en smaakgevoel van een insect ligt in de vorm van de chemische stof die het verzamelt. Als de chemische moleculen in gasvorm voorkomen en door de lucht reizen om het insect te bereiken, dan zeggen we dat het insect deze chemische stof ruikt. Wanneer de chemische stof aanwezig is in een vaste of vloeibare vorm en in direct contact komt met het insect, zou het insect de moleculen proeven. Het smaakgevoel van een insect wordt contactchemoreceptie of smaakchemoreceptie genoemd.
Smaakreceptoren zijn dikwandige haren of haringen met een enkele porie waardoor chemische moleculen kunnen binnendringen. Deze chemoreceptoren worden ook uniporeuze sensilla genoemd, ze komen meestal voor op de monddelen, want dat is het deel van het lichaam dat betrokken is bij het voeden.
Zoals elke regel, zijn er uitzonderingen en bepaalde insecten hebben smaakpapillen op vreemde plaatsen. Sommige vrouwelijke insecten hebben smaakreceptoren op hun ovipositors, het orgaan dat wordt gebruikt voor het leggen van eieren. De insecten kunnen aan de smaak van een plant of andere stof zien of het een geschikte plaats is om zijn eieren te leggen. Vlinders hebben smaakreceptoren aan hun voeten (of tarsi), zodat ze elk substraat waarop ze landen kunnen proeven door er gewoon op te lopen. Zo onaangenaam als het is om te overwegen, vliegen, smaken ook met hun voeten, en zullen hun monddelen reflexief uitstrekken als ze op iets eetbaars landen. Honingbijen en sommige wespen kunnen proeven met receptoren op de uiteinden van hun antennes.