Chemie Quiz - Atom Basics

Dit is een multiple choice chemiequiz over atomen die je online kunt nemen of afdrukken. Misschien wil je de atoomtheorie bespreken voordat je deze quiz doet. Een self-grading online versie van deze quiz is ook beschikbaar.

TIP:
Klik op "deze pagina afdrukken" om deze oefening zonder advertenties te bekijken.

  1. De drie basiscomponenten van een atoom zijn:
    (a) protonen, neutronen en ionen
    (b) protonen, neutronen en elektronen
    (c) protonen, neutrino's en ionen
    (d) protium, deuterium en tritium
  2. Een element wordt bepaald door het aantal:
    (a) atomen
    (b) elektronen
    (c) neutronen
    (d) protonen
  3. De kern van een atoom bestaat uit:
    (a) elektronen
    (b) neutronen
    (c) protonen en neutronen
    (d) protonen, neutronen en elektronen
  4. Een enkel proton heeft wat elektrische lading?
    (a) geen kosten
    (b) positieve lading
    (c) negatieve lading
    (d) een positieve of negatieve lading
  5. Welke deeltjes hebben ongeveer dezelfde grootte en massa als elkaar?
    (a) neutronen en elektronen
    (b) elektronen en protonen
    (c) protonen en neutronen
    (d) geen - ze zijn allemaal erg verschillend in grootte en massa
  6. Welke twee deeltjes zouden tot elkaar worden aangetrokken?
    (a) elektronen en neutronen
    (b) elektronen en protonen
    (c) protonen en neutronen
    (d) alle deeltjes worden tot elkaar aangetrokken
  7. Het atoomnummer van een atoom is:
    (a) het aantal elektronen
    (b) het aantal neutronen
    (c) het aantal protonen
    (d) het aantal protonen plus het aantal neutronen
  8. Het veranderen van het aantal neutronen van een atoom verandert zijn:
    (a) isotoop
    (b) element
    (c) ion
    (d) kosten
  9. Wanneer u het aantal elektronen op een atoom verandert, produceert u een andere:
    (a) isotoop
    (b) ion
    (c) element
    (d) atoommassa
  10. Volgens de atoomtheorie worden meestal elektronen gevonden:
    (a) in de atoomkern
    (b) buiten de kern, maar toch heel dichtbij omdat ze worden aangetrokken door de protonen
    (c) buiten de kern en vaak ver daar vandaan - het grootste deel van het volume van een atoom is de elektronenwolk
    (d) hetzij in de kern of eromheen - elektronen zijn gemakkelijk overal in een atoom te vinden
antwoorden: 1 b, 2 d, 3 c, 4 b, 5 c, 6 b, 7 c, 8 a, 9 b, 10 c