Chelicerates (Chelicerata) zijn een groep geleedpotigen met roeiers, schorpioenen, mijten, spinnen, hoefijzerkrabben, zeespinnen en teken. Er zijn ongeveer 77.000 levende soorten cheliceraten. Cheliceraten hebben twee lichaamssegmenten (tagmenta) en zes paar aanhangsels. Vier paar aanhangsels worden gebruikt om te wandelen en twee (de chelicerae en de pedipalpen) worden gebruikt als monddelen. Cheliceraten hebben geen onderkaken en geen antennes.
Chelicerates zijn een oude groep geleedpotigen die voor het eerst ongeveer 500 miljoen jaar geleden evolueerde. Vroege leden van de groep waren de gigantische waterschorpioenen, de grootste van alle geleedpotigen, met een lengte van maximaal 3 meter. De dichtsbijzijnde levende neven en reuzenwaterschorpioenen zijn de hoefijzerkrabben.
Vroege cheliceraten waren roofzuchtige geleedpotigen, maar moderne cheliceraten zijn gediversifieerd om te profiteren van een verscheidenheid aan voedingsstrategieën. Leden van deze groep zijn herbivoren, detritivoren, roofdieren, parasieten en aaseters.
De meeste cheliceraten zuigen vloeibaar voedsel uit hun prooi. Veel cheliceraten (zoals schorpioenen en spinnen) kunnen vanwege hun smalle darm geen vast voedsel eten. In plaats daarvan moeten ze spijsverteringsenzymen naar hun prooi verdrijven. De prooi wordt vloeibaar en kan het voedsel vervolgens opnemen.
Het exoskelet van een chelicerate is een harde externe structuur gemaakt van chitine die de geleedpotige beschermt, uitdroging voorkomt en structurele ondersteuning biedt. Omdat het exoskelet stijf is, kan het niet met het dier meegroeien en moet het periodiek worden verveld om in omvang toe te nemen. Na het vervellen wordt een nieuw exoskelet uitgescheiden door de opperhuid. Spieren verbinden zich met het exoskelet en stellen het dier in staat de beweging van zijn gewrichten te controleren.
Cheliceraten zijn ingedeeld in de volgende taxonomische hiërarchie:
Dieren> Ongewervelden> Geleedpotigen> Chelicerates
Cheliceraten zijn onderverdeeld in de volgende taxonomische groepen: