Voorvoegsels en achtervoegsels voor biologie Zoo- of Zo-

Het voorvoegsel dierentuin- of Zo- verwijst naar dieren en dierenleven. Het is afgeleid van het Grieks zōion, wat dier betekent.

Woorden die beginnen met (Zoo- of Zo-)

Zoobiotic (zoo-bio-tic): De term zoobiotic verwijst naar een organisme dat een parasiet is die op of in een dier leeft.

Zooblast (zoo-explosie): Een zooblast is een dierencel.

Zoochemistry (zoo-chemie): Zoochemistry is de tak van wetenschap die zich richt op de biochemie van dieren.

Zoochory (zoo-chory): Het verspreiden van plantaardige producten zoals fruit, stuifmeel, zaden of sporen door dieren wordt zoöchory genoemd.

Zooculture (zoo-cultuur): Zoocultuur is de praktijk van het grootbrengen en domesticeren van dieren.

Zoodermic (zoo-derm-ic): Zoodermic verwijst naar de huid van een dier, vooral als het gaat om een ​​huidtransplantatie.

Zooflagellate (dierentuin-flagellate): Dit dierachtige protozoa heeft een flagellum, voedt zich met organisch materiaal en is vaak een parasiet op dieren.

Zoogamete (zoo-gam-ete): Een zoogamete is een gamete of geslachtscel die beweeglijk is, zoals een zaadcel.

Zoogenesis (zoo-gen-esis): De oorsprong en ontwikkeling van dieren staat bekend als zoogenese.

Zoogeography (zoo-geography): Zoogeography is de studie van de geografische verdeling van dieren over de hele wereld.

Zoograft (zoo-ent): Een zoograft is de transplantatie van dierlijk weefsel naar een mens.

Zookeeper (zoo-keeper): Een dierenverzorger is een persoon die voor dieren zorgt in een dierentuin.

Zoolatry (zoo-latry): Dierkunde is een buitensporige toewijding aan dieren, of de aanbidding van dieren.

Zoolith (zoo-lith): Een versteend of gefossiliseerd dier wordt een zoölogie genoemd.

Zoölogie (dierentuin-logie): Zoölogie is het gebied van de biologie dat zich richt op de studie van dieren of het dierenrijk.