ABC Antecedent, Gedrag, Gevolg

Antecedent, gedrag, consequentie - ook bekend als "ABC" - is een gedragsaanpassingsstrategie die vaak wordt gebruikt bij studenten met leerstoornissen, vooral die met autisme, maar het kan ook nuttig zijn voor niet-gehandicapte kinderen. ABC gebruikt wetenschappelijk geteste technieken om studenten te helpen bij de gewenste uitkomst - of die uitkomst ongewenst gedrag elimineert of bevorderlijk is voor een gunstig gedrag.

De geschiedenis van ABC-aanpassing

ABC valt onder de paraplu van toegepaste gedragsanalyse, die is gebaseerd op het werk van B.F. Skinner, de man die vaak de vader van het behaviorisme wordt genoemd. In zijn theorie van operante conditionering ontwikkelde Skinner een contingentie op drie termijnen om gedrag te vormen: stimulus, respons en versterking. 

ABC, dat is geaccepteerd als een best practice voor het evalueren van uitdagend of moeilijk gedrag, is bijna identiek aan operante conditionering, behalve dat het de strategie kadert in termen van opleiding. In plaats van de stimulus is er een antecedent; in plaats van de reactie is er een gedrag en in plaats van de wapening is er een gevolg.

De ABC-bouwstenen

ABC biedt ouders, psychologen en opvoeders een systematische manier om te kijken naar de antecedent of de versnellende gebeurtenis of gebeurtenis. Het gedrag is een actie van de student die waarneembaar is voor twee of meer mensen, die objectief hetzelfde gedrag zouden kunnen waarnemen. Het gevolg kan zijn dat de leraar of leerling uit de directe omgeving wordt verwijderd, het gedrag wordt genegeerd of de leerling opnieuw wordt gericht op een andere activiteit die hopelijk geen antecedent is voor vergelijkbaar gedrag. Om ABC te begrijpen, is het belangrijk om te kijken wat de drie termen betekenen en waarom ze belangrijk zijn:

Antecedent: Het antecedent, ook bekend als de 'setting-gebeurtenis', verwijst naar de actie, gebeurtenis of omstandigheid die tot het gedrag heeft geleid en omvat alles dat kan bijdragen aan het gedrag. Het antecedent kan bijvoorbeeld een verzoek van een leraar zijn, de aanwezigheid van een andere persoon of student, of zelfs een verandering in de omgeving.

Gedrag: Het gedrag verwijst naar wat de student doet in reactie op het antecedent en wordt soms "het gedrag van interesse" of "doelgedrag" genoemd. Het gedrag is cruciaal, wat betekent dat het leidt tot ander ongewenst gedrag, een probleemgedrag dat gevaar oplevert voor de student of voor anderen, of een afleidend gedrag dat het kind uit de educatieve instelling verwijdert of andere studenten belet om instructie te ontvangen. Opmerking: Een bepaald gedrag moet worden beschreven met een "operationele definitie" die de topografie of vorm van het gedrag duidelijk afbakent op een manier die het voor twee verschillende waarnemers mogelijk maakt hetzelfde gedrag te identificeren.

Gevolg: Het gevolg is een actie of reactie die het gedrag volgt. Een gevolg, dat erg lijkt op "versterking" in Skinner's theorie van operante conditionering, is een uitkomst die het gedrag van het kind versterkt of probeert het gedrag te wijzigen. Hoewel het gevolg niet noodzakelijkerwijs een straf of disciplinaire actie is, kan het er wel een zijn. Als een kind bijvoorbeeld schreeuwt of een driftbui gooit, kan dit tot gevolg hebben dat de volwassene (de ouder of leerkracht) zich terugtrekt uit het gebied of dat de student zich uit het gebied terugtrekt, zoals een time-out krijgen.

ABC-voorbeelden

In bijna alle psychologische of educatieve literatuur wordt ABC uitgelegd of gedemonstreerd aan de hand van voorbeelden. De tabel illustreert voorbeelden van hoe een leraar, leerkrachtassistent of een andere volwassene ABC in een educatieve omgeving zou kunnen gebruiken.

Antecedent

Gedrag

Gevolg

De student krijgt een bak met onderdelen om te assembleren en wordt gevraagd om de onderdelen te assembleren.

De student gooit de prullenbak met alle onderdelen op de vloer.

De student krijgt een time-out totdat hij kalmeert. (De student moet de stukken later ophalen voordat hij mag terugkeren naar activiteiten in de klas.)

De leraar vraagt ​​een student om naar het bord te komen om een ​​magnetische marker te verplaatsen.

De student slaat haar hoofd op het dienblad van haar rolstoel.

De leraar probeert de student te kalmeren door het gedrag om te leiden met een voorkeursitem, zoals een favoriete speeltje.

De instructieassistent vertelt de student om de blokken op te ruimen.

De student schreeuwt, & # x201C; Nee, ik heb & # x2019; t niet opgeschoond! & # X201D;

De instructieassistent negeert het gedrag van het kind en presenteert de student met een andere activiteit.