Of je nu van voetbal houdt of gewoon naar games zoals het WK kijkt, leer enkele Franse voetbaltermen zodat je over de sport kunt praten. Merk op dat in de VS "voetbal" verwijst naar voetbal américain. In het grootste deel van de rest van de wereld is 'voetbal' wat Amerikanen voetbal noemen.
Franse voetbalwoordenschat
In het Frans, le voetbal betekent voetbal in het Engels, en le voet vertaalt zich als voetbal. Deze en aanverwante termen zijn van vitaal belang om te weten of je goed wilt praten over voetbal in het Frans.
Le voetbal, le voet > voetbal, voetbal
La Coupe du monde, le Mondial > Wereldbeker
Le match > spel, wedstrijd
La période > half
La mi-temps > halftime
Le temps réglementaire > normale tijd (het standaardspel van 90 minuten)
es arrêts de jeu > stilstandtijd
La verlenging > overuren
Mensen en spelers
Wanneer het over voetbal in het Frans gaat, is het belangrijk om de Franse termen met betrekking tot het voetbalspel te leren.
Une équipe > team
Les Bleus > "The Blues" - Frans voetbalteam
Un footballeu > Voetbal / voetballer
Un joueur > player
Un gardien de but, goal > goalie
Un défenseur > defender
Un libero > sweeper
Un ailier > winger
Niet avant, toereikend > forward
Un buteur > spits
Un meneur de jeu > spelmaker
Un remplaçant> substituut
Un entraineur > coach
Un arbitre > scheidsrechter
Un juge / arbitre de touche > lijnrechter, assistent-scheidsrechter
Toneelstukken en straffen
Voetbal begrijpen in het Frans betekent de voorwaarden leren kennen voor spelen en straffen die een onvermijdelijk onderdeel van voetbal zijn.
Un maar > doel
Un but contre son camp > Eigen doel
Le carton jaune > Gele kaart
Le karton rouge > Rode kaart
Un kaviaar > Perfecte pas
Des wedstrijden / protestaties> afwijkende mening
Un hoek > Hoekschop
un coup franc, coup de pied arrêté > Vrije trap
Un coup franc direct / indirect > Directe / indirecte trap
Un coup de tête > Kopstoot
Une faute > fout
Une faute de main > Handbal
Une feinte > Nep uit
Un grand pont > Trap / pas rond de benen van een speler
Hors-jeu > buitenspel
Un match nul > Gelijkspel, tekenen
Le mur > De muur
Une passe > pas
Un pénalty > Strafschop
Un petit pont > Nootmuskaat, tussen de benen passeren
Le point de pénalty > Strafplaats
Une remise en jeu, une touche > Erin gooien
Une simulatie > Duik (nepval)
Zes meter > Doeltrap
Sorti > Buiten bereik
La oppervlak de maar > 6-yard box
La surface de réparation > Strafschop
Un tacle > pakken
Ne tête > header
La volée > volley
uitrusting
Uitrusting is een belangrijk onderdeel van het Franse voetbal, zoals deze voorwaarden aantonen.
Le Stade > stadion
Le terrain de jeu > Speelveld, toonhoogte
Le milieu du terrain > middenveld
Le ballon de foot > Voetbal, voetbal
Les stijgijzers > klampen
Le filet > Doel netto
Le maillot > Uniform, kit
Le piquet de corner > Hoekvlag
Le protège-tibia > Scheenbeschermer
Le Sifflet > whistle
werkwoorden
Voetbal is een actiegame, dus werkwoorden - actiewoorden - zijn een belangrijk onderdeel van de game.
Amortir > Te vangen, te beheersen
Bétonner > Om een sterke verdediging op te zetten
Contrôler le ballon > Om de bal te besturen
Déborder > Om langs een tegenstander te komen
dribbelaar > Dribbelen
Être en position de hors-jeu > Buitenspel te staan
expulser > Verzenden
Faire du chiqué > Om (a) te duiken
faireune passe> to pass (de bal)
Faire une tête > Naar kop (de bal)
Faucher > Naar beneden halen
Feinter > Nep
Jouer la ligne de hors-jeu, jouer le hors-jeu > Om een buitenspelval in te stellen
Marquer (un but) > Scoren (een doelpunt)
mener > Leiden, winnen
Sauver un but / penalty > Om een doelpunt / penalty op te slaan