Bon en bien worden vaak verward omdat ze enigszins vergelijkbare betekenissen hebben en ze beide bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden of zelfstandige naamwoorden kunnen zijn. Zie de overzichtstabel onderaan.
Bon is meestal een bijvoeglijk naamwoord. Het wijzigt een zelfstandig naamwoord en betekent mooi zo, geschikt, doeltreffend, correct, nuttig, enz. bien middelen mooi zo, Moreel, Rechtsaf, gezond, etc., en kan alleen worden gebruikt als een bijvoeglijk naamwoord met copular (state-of-being) werkwoorden zoals être.
Il est bon étudiant. Hij is een goede student. | Il est bien comme étudiant. Hij is een goede student. |
J'ai passé une bonne soirée. Ik heb een leuke avond gehad. | Ça serait bien ! Dat zou goed zijn! |
Il a bon cœur. Hij heeft een goed / vriendelijk hart. | Très bien ! Erg goed! |
Ce timbre n'est pas bon. Deze stempel is niet geldig. | Je suis bien partout. ik'overal op mijn gemak. |
Luc est bon pour le service. Luc is geschikt voor (militaire) dienst. | Ce n'est pas bien de dire ça. Het'is niet leuk om dat te zeggen. |
Je le trouve bien. ik denk het'is leuk. |
bien is meestal een bijwoord. Het betekent goed of kan worden gebruikt om iets te benadrukken. Bon, in de zeldzame gevallen dat het als bijwoord wordt gebruikt, betekent het mooi zo of aangenaam.
J'ai bien dormi. ik heb goed geslapen. | Il fait bon ici. Het's leuk / aangenaam hier. |
Il se porte bien. Hij is in goede gezondheid. | Il fait bon vivre. Het'Het is goed om te leven. |
Je vais bien, merci. Alles is goed, dank u. | Il fait bon étudier. Het'is goed om te studeren. |
La radio ne marche pas bien. De radio is niet't werkt goed. | Ik heb bon gestuurd ! Dat ruikt goed! |
Je le vois bien souvent. Ik zie hem vrij vaak. | |
J'ai bien dit ça. Dat heb ik * gezegd *. |
Bon kan een zelfstandig naamwoord zijn dat verwijst naar elk soort belangrijk of officieel stuk papier: het formulier, binding, coupon, bon, enz. bien middelen mooi zo in algemene zin, en biens middelen goederen (in tegenstelling tot services).
un bon à vue vraag nota | le bien public publiek goed |
un bon de caisse tegoedbon | le bien et le mal goed en slecht |
un bon de commande bestelformulier | dire du bien de om erover te spreken |
un bon de livraison leveringsbon | faire du bien à quelqu'un om iemand goed te doen |
un bon de réduction coupon | les biens d'un magasin een winkel's goederen |
un bon du Trésor Schatkistobligatie | biens immobiliers onroerend goed |
En CV | ||
---|---|---|
Bon | bien | |
bijvoeglijk naamwoord | mooi zo | goed |
bijwoord | mooi hoor | goed |
zelfstandig naamwoord | vorm, band | goederen) |