Traer is het meest voorkomende Spaanse werkwoord dat "meenemen" betekent. De stam verandert op een manier die niet gemakkelijk voorspelbaar is.
Andere werkwoorden die in hetzelfde patroon worden vervoegd, zijn onder meer abstraer (abstract denken), atraer (aantrekken), contraer (krimpen), distraer (afleiden), extraer (extraheren), retraer (om af te raden of in te trekken), en sustraer (verwijderen).
Onregelmatige vormen worden hieronder vetgedrukt weergegeven. Vertalingen worden gegeven als leidraad en in het echte leven kan variëren met de context.
traer (te brengen)
trayendo (Brengen)
traído (Ingesteld)
Aanwezig indicatief (presente del indicativo): yo traigo, tú traes, usted / él / ella trae, nosotros / as traemos, vosotros / as traéis, ustedes / ellos / ellas traen (ik breng, jij brengt, hij brengt, enz.)
yo traje, tú trajiste, usted / él / ella Trajo, nosotros / as trajimos, vosotros / as trajisteis, ustedes / ellos / Ellas trajeron (Ik bracht, jij bracht, zij bracht, etc.)
yo traía, tú traías, usted / él / ella traía, nosotros / as traíamos, vosotros / as traíais, ustedes / ellos / ellas traían (ik bracht, ik bracht, hij bracht, enz.)
yo traeré, tú traerás, usted / él / ella traerá, nosotros / as traeremos, vosotros / as traeréis, ustedes / ellos / ellas traerán (ik zal brengen, u zult brengen, hij zal brengen, enz.)
yo traería, tú traerías, usted / él / ella traería, nosotros / as traeríamos, vosotros / as traeríais, ustedes / ellos / ellas traerían (ik zou brengen, jij zou brengen, zij zou brengen, enz.)
que yo traiga, que tú traigas, que usted / él / ella traiga, que nosotros / as traigamos, que vosotros / as tragáis, que ustedes / ellos / ellas traigan (dat ik breng, dat u brengt, dat zij brengt, etc.)