In deze dialoog oefen je over het spreken over dagelijkse routines en over wat er op dit moment gebeurt. Merk op dat het huidige eenvoudig wordt gebruikt om te spreken over dagelijkse routines, en het huidige continu wordt gebruikt om te spreken over wat er gebeurt rond het huidige moment in de tijd. Oefen de dialoog met uw partner en interview elkaar vervolgens, gericht op het wisselen tussen een discussie over dagelijkse routines en waar u momenteel aan werkt.
(twee vrienden spreken in een park wanneer ze elkaar ontmoeten joggen)
Barbara: Hallo Katherine, hoe gaat het met je vandaag??
Katherine: Met mij gaat het goed en met jou?
Barbara: Erg druk! Ik ben nu aan het joggen, maar later moet ik veel doen!
Katherine: Wat moet je doen?
Barbara: Nou, allereerst moet ik boodschappen doen. We hebben thuis niets te eten.
Katherine:… en toen?
Barbara: Little Johnny heeft vanmiddag een basketbalspel. Ik breng hem naar het spel.
Katherine: Oh, hoe gaat het met zijn team?
Barbara: Ze doen het heel goed. Volgende week reizen ze naar Toronto voor een toernooi.
Katherine: Dat is indrukwekkend.
Barbara: Nou, Johnny speelt graag basketbal. Ik ben blij dat hij ervan geniet. Wat doe jij vandaag?
Katherine: Ik doe niet veel. Ik ontmoet wat vrienden voor de lunch, maar afgezien daarvan heb ik niet veel te doen vandaag.
Barbara: Jij hebt zo veel geluk!
Katherine: Nee, jij bent de gelukkige. Ik zou graag zoveel dingen te doen hebben.