Het Franse voorzetsel avec wordt op dezelfde manier gebruikt als het Engelse equivalent, "met".
J'irai avec toi.
ik ga met jou.
Il est d'accord avec nous.
Hij is het met ons eens.
Op oublie tout avec le temps.
Men vergeet alles met / in de tijd.
Tu m'énerves avec ce bruit.
Je valt me lastig met dit geluid.
(et) avec ça?
nog iets anders?
J'ai froid et avec ça j'ai faim.
Ik heb het koud en daarnaast heb ik honger.
avec joie
blij
avec colère
boos
attacher lundi avec mardi
om het shirt verkeerd te knopen
se fâcher avec quelqu'un
boos worden op iemand
se lever avec le jour
om bij het krieken van de dag op te staan
se mettre en rapport avec
contact maken met
prendre des gants avec quelqu'un
om iemand met kinderhandschoenen aan te pakken