In het algemeen volgen Italiaanse bijvoeglijke naamwoorden het zelfstandig naamwoord:
È una lingua difficile. (Het is een moeilijke taal.)
Marina è una ragazza generosa. (Marina is een gul meisje.)
Bepaalde veel voorkomende bijvoeglijke naamwoorden komen echter meestal vóór het zelfstandig naamwoord:
Anna è una cara amica. (Anna is een goede vriendin.)
Gino è un bravo dottore. (Gino is een goede arts.)
È un brutt'affare. (Het is een slechte situatie.)
De meest voorkomende bijvoeglijke naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord komen, staan in de onderstaande tabel.
bello | mooi |
Bravo | goed, in staat |
brutto | lelijk |
Buono | mooi zo |
caro | Lieve |
cattivo | slecht |
Giovane | jong |
grande | groot; Super goed |
lungo | lang |
nuovo | nieuw |
piccolo | klein klein |
stesso | dezelfde |
vecchio | oud |
vero | waar |
Maar zelfs deze bijvoeglijke naamwoorden moeten het zelfstandig naamwoord volgen voor nadruk of contrast, en indien gewijzigd door een bijwoord:
Oggi non porta l'abito vecchio, porta un abito nuovo. (Vandaag draagt hij het oude pak niet, hij draagt een nieuw pak.)
Abitano in una casa molto piccola. (Ze wonen in een heel klein huis.)