De "ladder van de liefde" komt in de tekst voor Symposium (c. 385-370 v.Chr.) door de oude Griekse filosoof Plato. Het gaat over een wedstrijd op een mannenbanket, met spontane filosofische toespraken ter ere van Eros, de Griekse god van liefde en seksueel verlangen. Socrates vatte de toespraken van vijf van de gasten samen en vertelde vervolgens over de leer van een priesteres, Diotima. De ladder is een metafoor voor de beklimming die een minnaar zou kunnen maken, van puur fysieke aantrekkingskracht tot iets moois, als een mooi lichaam, de laagste sport, tot daadwerkelijke contemplatie van de Vorm van Schoonheid zelf.
Diotima brengt de etappes in deze beklimming in kaart in termen van wat voor soort mooi ding de minnaar verlangt en wordt aangetrokken.
Diotima vertelt Socrates dat als hij ooit de hoogste trede op de ladder zou bereiken en de vorm van schoonheid zou overwegen, hij nooit meer zou worden verleid door de fysieke aantrekkingskracht van mooie jongeren. Niets kan het leven meer de moeite waard maken om te leven dan te genieten van dit soort visie. Omdat de vorm van schoonheid perfect is, zal het perfecte deugd inspireren bij degenen die erover nadenken.
Dit verslag van de ladder van liefde is de bron voor het vertrouwde begrip 'platonische liefde', waarmee het soort liefde wordt bedoeld dat niet tot uitdrukking komt in seksuele relaties. De beschrijving van de beklimming kan worden gezien als een verslag van sublimatie, het proces van het transformeren van de ene soort impuls in een andere, meestal een die als "hoger" of waardevoller wordt beschouwd. In dit geval wordt het seksuele verlangen naar een mooi lichaam gesublimeerd in een verlangen naar filosofisch begrip en inzicht.