Het buitenlands beleid van een staat bestaat uit de strategieën die het gebruikt om zijn internationale en binnenlandse belangen te beschermen en bepaalt de manier waarop het samenwerkt met andere statelijke en niet-statelijke actoren. Het primaire doel van het buitenlands beleid is het verdedigen van de nationale belangen van een land, die geweldloos of gewelddadig kunnen zijn.
In 2013 ontwikkelde China een buitenlands beleid dat bekend staat als het Belt and Road Initiative, de strategie van het land om sterkere economische banden in Afrika, Europa en Noord-Amerika te ontwikkelen. In de Verenigde Staten staan veel presidenten bekend om hun belangrijke beslissingen op het gebied van buitenlands beleid, zoals de Monroe Doctrine die tegen de imperialistische overname van een onafhankelijke staat was. Een buitenlands beleid kan ook de beslissing zijn om niet deel te nemen aan internationale organisaties en gesprekken, zoals het meer isolationistische beleid van Noord-Korea.
Wanneer buitenlands beleid afhankelijk is van diplomatie, onderhandelen staatshoofden en werken samen met andere wereldleiders om conflicten te voorkomen. Gewoonlijk worden diplomaten gestuurd om de buitenlandse beleidsbelangen van een land te vertegenwoordigen bij internationale evenementen. Hoewel de nadruk op diplomatie een hoeksteen is van het buitenlands beleid van veel staten, zijn er anderen die afhankelijk zijn van militaire druk of andere minder diplomatieke middelen.
Diplomatie heeft een cruciale rol gespeeld bij de de-escalatie van internationale crises, en de Cubaanse rakettencrisis van 1962 is hiervan een goed voorbeeld. Tijdens de Koude Oorlog deelde de inlichtingen president John F. Kennedy mee dat de Sovjetunie wapens naar Cuba stuurde, mogelijk voorbereidend op een staking tegen de Verenigde Staten. President Kennedy werd gedwongen te kiezen tussen een oplossing van buitenlands beleid die puur diplomatiek was, in gesprek met de president van de Sovjet-Unie Nikita Chroesjtsjov of een oplossing die militaristischer was. De voormalige president besloot een blokkade rond Cuba in te stellen en verdere militaire actie te dreigen als Sovjetschepen met raketten probeerden door te breken.
Om verdere escalatie te voorkomen, stemde Chroesjtsjov ermee in alle raketten uit Cuba te verwijderen, en in ruil daarvoor stemde Kennedy ermee in Cuba niet binnen te vallen en Amerikaanse raketten uit Turkije te verwijderen (dat zich op een zeer korte afstand van de Sovjetunie bevond). Dit moment is belangrijk omdat de twee regeringen hebben onderhandeld over een oplossing die een einde maakte aan het huidige conflict, de blokkade, en de grotere spanning de-escaleerde, de raketten nabij elkaars grenzen.
Buitenlands beleid bestaat al zolang mensen zich in verschillende facties hebben georganiseerd. De studie van het buitenlands beleid en de oprichting van internationale organisaties ter bevordering van diplomatie is echter vrij recent.
Een van de eerste gevestigde internationale organen voor het bespreken van buitenlands beleid was het concert van Europa in 1814 na de Napoleontische oorlogen. Dit gaf de grote Europese mogendheden (Oostenrijk, Frankrijk, Groot-Brittannië, Pruisen en Rusland) een forum om problemen diplomatiek op te lossen in plaats van toevlucht te nemen tot militaire dreigingen of oorlogen.
In de 20e eeuw hebben de Eerste en Tweede Wereldoorlog opnieuw de noodzaak blootgelegd van een internationaal forum om conflicten te de-escaleren en de vrede te bewaren. De League of Nations (die werd gevormd door de voormalige Amerikaanse president Woodrow Wilson, maar uiteindelijk de VS niet omvatte) werd in 1920 opgericht met als primair doel de wereldvrede te handhaven. Nadat de Volkenbond was ontbonden, werd deze in 1954 vervangen door de Verenigde Naties na de Tweede Wereldoorlog, een organisatie ter bevordering van internationale samenwerking en nu zijn 193 landen lid.
Het is belangrijk op te merken dat veel van deze organisaties zich concentreren in heel Europa en het westelijk halfrond. Vanwege de geschiedenis van imperialisme en kolonisatie in Europese landen, hanteerden ze vaak de grootste internationale politieke en economische machten en creëerden vervolgens deze mondiale systemen. Er zijn echter continentale diplomatieke organen zoals de Afrikaanse Unie, de Azië-samenwerkingsdialoog en de Unie van Zuid-Amerikaanse landen die ook multilaterale samenwerking in hun respectieve regio's mogelijk maken.
De studie van het buitenlands beleid onthult verschillende theorieën over waarom staten handelen zoals ze doen. De heersende theorieën zijn realisme, liberalisme, economisch structuralisme, psychologische theorie en constructivisme.
Realisme stelt dat belangen altijd worden bepaald in termen van macht en staten zullen altijd handelen in overeenstemming met hun beste belang. Klassiek realisme volgt het beroemde citaat van de 16e-eeuwse politieke theoreticus Niccolò Machiavelli uit zijn boek over de buitenlandse politiek "De Prins":
"Het is veel veiliger om gevreesd te worden dan geliefd."
Hieruit volgt dat de wereld vol chaos is omdat mensen egoïstisch zijn en alles zullen doen om macht te hebben. De structurele interpretatie van realisme is echter meer gericht op de staat dan op het individu: alle regeringen zullen op dezelfde manier op druk reageren omdat ze zich meer zorgen maken over nationale veiligheid dan over macht.