Lord Randall en een anonieme folkballad

De folkballad Lord Randall is een voorbeeld van een Anglo-Schotse grensballad. Deze liedjes werden gezongen acapella en hadden vaak herhalende lijnen.

Geschiedenis van de Ballad

Sir Walter Scott verzamelde grensballades en publiceerde ze in zijn 'Minstrelsy of the Scottish Border', gepubliceerd in drie delen van 1802 tot 1803. Scott staat bekend om zijn gedicht uit 1805 'The Lay of the Last Minstrel', dat hem tot literaire bekendheid bracht . Hij kreeg de functie van Dichter Laureaat in 1813 aangeboden maar daalde.

Lord Randall vertelt het verhaal van een nobele jongeman die is vergiftigd door zijn geliefde. Hij komt thuis bij zijn moeder en klaagt dat hij moe is en alleen op zijn bed wil liggen. Hij smeekt herhaaldelijk bij zijn moeder om zijn bed op te maken, zodat hij eindelijk kan rusten. Zijn moeder vraagt ​​hem herhaaldelijk wat hij heeft gedaan en plaagt het verhaal uit hem. Hij is vergiftigd door zijn valse minnaar en hij laat zijn bezittingen en schatten na aan zijn broers en zussen.

De structuur van het lied doet denken aan het kinderliedje Billy Boy, maar in plaats van dat de held door de jonge dame wordt vergiftigd, bakt hij haar een taart en besluit ze dat ze te jong is om haar moeder te verlaten. Het wordt ook weerspiegeld in het kampvuurlied, "Groen en Geel."

Het nummer is een bron voor veel moderne artiesten en auteurs. Bob Dylan gebruikte het als basis voor "A-Gonna Fall van A Hard Rain". Veel artiesten hebben de folkballad op hun albums en releases behandeld.

The Lord Randall Anoniem Traditioneel Folk Ballad

  1. 'O, waar ben je geweest, heer Randal, mijn zoon?
    En waar ben je geweest, mijn knappe jongeman? '
    “Ik ben in het groenbos geweest; moeder, maak snel mijn bed op,
    Want ik ben moe van het jagen en er liggen ijdele propjes neer. '
  2. "Daar hebt u elkaar ontmoet, heer Randal, mijn zoon?
    Heb je daar ontmoet, mijn knappe jongeman? '
    “O, ik ontmoette mijn ware liefde; moeder, maak snel mijn bed op,
    Want ik ben moe van het jagen, er ligt een ijdele prop neer. '
  3. 'En wat heeft zij u gegeven, heer Randal, mijn zoon?
    En wat heeft ze je gegeven, mijn knappe jongeman? '
    “Paling gebakken in een pan; moeder, maak snel mijn bed op,
    Want ik ben moe van huntin en er liggen ijdele propjes neer. '
  4. 'En wat uw leavins, heer Randal, mijn zoon?
    En wat voor een gat, mijn knappe jongeman? '
    “Mijn haviken en mijn honden; moeder, maak snel mijn bed op,
    Want ik ben moe van jagen, en er liggen ijdele wadjes neer. "
  5. 'En wat er van hen is geworden, heer Randall, mijn zoon?
    En wat is er van hen geworden, mijn knappe jongeman? '
    “Ze strekten hun benen uit en stierven; moeder, maak snel mijn bed op,
    Want ik ben moe van jagen, en er liggen ijdele wadjes neer. "
  6. 'O, ik vrees dat u vergiftigd bent, Lord Randal, mijn zoon!
    Ik vrees dat je vergiftigd bent, mijn knappe jongeman! '
    “O ja, ik ben vergiftigd; moeder, maak snel mijn bed op,
    Want ik ben ziek van hart en ik heb er zin in om te gaan liggen. "
  7. 'Wat laat u over aan uw moeder, heer Randal, mijn zoon?
    Wat laat je moeder over, mijn knappe jongeman? '
    “Vier en twintig melk kye; moeder, maak snel mijn bed op,
    Want ik ben ziek van hart en ik heb er zin in om te gaan liggen. '
  8. 'Wat laat u over aan uw zuster, Heer Randal, mijn zoon?
    Wat laat je over aan je zuster, mijn knappe jongeman? '
    “Mijn goud en mijn zilver; moeder, maak snel mijn bed op,
    Want ik ben ziek in mijn hart, en ik ben ijdel wat liggen. "
  9. 'Wat laat u over aan uw broer, heer Randal, mijn zoon?
    Wat laat je over aan je broer, mijn knappe jongeman? '
    “Mijn huis en mijn land; moeder, maak snel mijn bed op,
    Want ik ben ziek van hart en ik heb er zin in om te gaan liggen. '
  10. 'Wat laat u over aan uw ware liefde, Heer Randal, mijn zoon?
    Wat laat je over aan je ware liefde, mijn knappe jongeman? '
    “Ik laat haar hel en vuur; moeder, maak snel mijn bed op,
    Want ik ben ziek van hart en ik heb er zin in om te gaan liggen. '