Favoriete citaten uit 'Old Yeller' (1956) van Fred Gipson

Oude Roeper (1956) is een geliefde kinderroman over een jongen, Travis Coates, en zijn heldhaftige hond, Old Yeller. De roman is een Newbery Honour-boek (1957) en won het afgelopen decennium vele prijzen. Het is het werk waarvoor auteur Fred Gipson het meest bekend is, en Disney heeft het verhaal met succes aangepast aan het grote scherm. Hieronder vermelden we enkele van de belangrijkste citaten, evenals onze persoonlijke favorieten, uit deze korte maar krachtige roman.  

Citaten uit de klassieke kinderroman 'Old Yeller'

  • "Hij maakte me in het begin zo boos dat ik hem wilde doden. Toen ik later, toen ik hem moest doden, was het alsof ik op een aantal van mijn eigen mensen moest schieten. Dat is hoeveel ik dacht aan de grote schreeuwende hond. " Fred Gipson, Oude Roeper, Hoofdstuk 1
  • "Toch hadden ze geld nodig, en ze realiseerden zich dat wat een man ook doet, hij zeker risico's moet nemen." Fred Gipson, Oude Roeper, Hoofdstuk 1
  • "Hij was een grote, lelijke, gladharige schreeuwhond. Een kort oor was eraf afgezaagd en zijn staart was zo dicht bij zijn achterste afgeknipt dat er nauwelijks nog stomp overbleef om te kwispelen." Fred Gipson, Oude Roeper, Hoofdstuk 2
  • 'Nu, Travis,' zei mama. 'Je bent niet eerlijk. Je had een hond toen je klein was, maar Arliss heeft er nooit een gehad. Hij is te klein om mee te spelen en hij wordt eenzaam.' "-Fred Gipson, Oude Roeper, Hoofdstuk 2
  • "Arliss!" Ik schreeuwde naar Little Arliss: 'Haal die vervelende oude hond uit ons drinkwater!' "-Fred Gipson, Oude Roeper, Hoofdstuk 3
  • "Ik wist toen dat ik net zoveel van hem hield als van mama en papa, misschien in sommige opzichten zelfs een beetje meer." Fred Gipson, Oude Roeper, Hoofdstuk 6
  • "Na dat alles, denk ik dat je kunt zien waarom ik bijna stierf toen een man op een dag opreed en Old Yeller claimde." Fred Gipson, Oude Roeper, hoofdstuk 7
  • "Schiet op alles wat onnatuurlijk is, en houd je daar niet voor de gek. Het is te laat nadat ze je al gebeten of gekrabd hebben." Fred Gipson, Oude Roeper, Hoofdstuk 8
  • "Een jongen, voordat hij echt opgroeit, lijkt op een wild dier. Hij kan zijn verstand vandaag de dag uit zijn hoofd zetten en morgen helemaal vergeten zijn." Fred Gipson, Oude Roeper, Hoofdstuk 9
  • "Maar we waren te slim, oude Yeller en ik." Fred Gipson, Oude Roeper, Hoofdstuk 9
  • "Ik stak mijn hand uit en liet hem mijn hand likken. 'Yeller,' zei ik, 'ik kom terug. Ik beloof dat ik terug zal zijn.' "-Fred Gipson, Oude Roeper, Hoofdstuk 10
  • 'Papa had me verlaten om voor de dingen te zorgen. Maar nu was ik opgelegd, en hier was een meisje dat mijn werk zo goed mogelijk afhandelde. Fred Gipson, Oude Roeper, Hoofdstuk 13
  • "Het was goed voor ons, zoon; maar het was niet goed voor Old Yeller." Fred Gipson, Oude Roeper, Hoofdstuk 15
  • '' Dat was ruw, 'zei hij.' 'Dat was zo ruw als ik ooit heb horen vertellen over het gebeuren met een jongen. En ik ben ontzettend trots om te horen hoe mijn jongen er tegen opkwam. Je kunt geen volwassen man meer vragen. ' "-Fred Gipson, Oude Roeper, Hoofdstuk 16