Diagenese is de naam voor een breed scala van veranderingen die sedimenten beïnvloeden tijdens hun voortgang om sedimentair gesteente te worden: nadat ze zijn neergelegd, terwijl ze rots worden, en voordat ze eerst metamorfisme ondergaan. Het omvat geen verwering, de processen die allerlei soorten gesteente in sediment veranderen. Diagenese is soms verdeeld in vroege en late fasen.
Vroege diagenese omvat alles wat er kan gebeuren nadat sediment is afgezet (afzetting) totdat het eerst rots wordt (consolidatie). Processen in deze fase zijn mechanisch (herwerken, verdichten), chemisch (oplossen / neerslaan, cementeren) en organisch (bodemvorming, bioturbatie, bacteriële werking). Lithificatie vindt plaats tijdens vroege diagenese. Russische geologen en sommige Amerikaanse geologen beperken de term "diagenese" tot dit vroege stadium.
Late diagenese, of epigenese, omvat alles wat er met sedimentair gesteente kan gebeuren tussen consolidatie en het laagste stadium van metamorfisme. Plaatsing van sedimentaire dijken, groei van nieuwe mineralen (authigenese) en verschillende chemische veranderingen bij lage temperatuur (hydratatie, dolomitisatie) markeren deze fase.
Er is geen officiële grens tussen diagenese en metamorfisme, maar veel geologen leggen de lijn op ongeveer 1 kilobar druk, wat overeenkomt met diepten van een paar kilometer of temperaturen boven 100 C. Processen zoals aardolie-opwekking, hydrothermische activiteit en ader plaatsing vindt plaats in dit grensgebied.