Eiwitten zijn biologische polymeren die zijn opgebouwd uit aminozuren die zijn samengevoegd om peptiden te vormen. Deze peptidesubeenheden kunnen binden met andere peptiden om meer complexe structuren te vormen. Meerdere soorten chemische bindingen houden eiwitten bij elkaar en binden ze aan andere moleculen. Bekijk de chemische bindingen die verantwoordelijk zijn voor de eiwitstructuur.
De primaire structuur van een eiwit bestaat uit aan elkaar geketende aminozuren. Aminozuren worden verbonden door peptidebindingen. Een peptidebinding is een type covalente binding tussen de carboxylgroep van een aminozuur en de aminogroep van een ander aminozuur. Aminozuren zelf zijn gemaakt van atomen die zijn verbonden door covalente bindingen.
De secundaire structuur beschrijft het driedimensionaal vouwen of oprollen van een keten van aminozuren (bijvoorbeeld bèta-geplooide plaat, alfa-helix). Deze driedimensionale vorm wordt op zijn plaats gehouden door waterstofbruggen. Een waterstofbinding is een dipool-dipool interactie tussen een waterstofatoom en een elektronegatief atoom, zoals stikstof of zuurstof. Een enkele polypeptideketen kan meerdere alfa-helix- en beta-geplooide bladgebieden bevatten.
Elke alfa-helix wordt gestabiliseerd door waterstofbinding tussen de amine- en carbonylgroepen op dezelfde polypeptideketen. Het beta-geplooide vel wordt gestabiliseerd door waterstofbruggen tussen de aminegroepen van een polypeptideketen en carbonylgroepen op een tweede aangrenzende keten.
Terwijl de secundaire structuur de vorm van ketens van aminozuren in de ruimte beschrijft, is de tertiaire structuur de algehele vorm die wordt aangenomen door het gehele molecuul, die gebieden van zowel vellen als spoelen kan bevatten. Als een eiwit uit één polypeptideketen bestaat, is een tertiaire structuur het hoogste structuurniveau. Waterstofbinding beïnvloedt de tertiaire structuur van een eiwit. Ook kan de R-groep van elk aminozuur hydrofoob of hydrofiel zijn.
Sommige eiwitten zijn gemaakt van subeenheden waarin eiwitmoleculen aan elkaar binden om een grotere eenheid te vormen. Een voorbeeld van een dergelijk eiwit is hemoglobine. Quartaire structuur beschrijft hoe de subeenheden in elkaar passen om het grotere molecuul te vormen.